George gaapte, die morgen waren ze al vroeg vertrokken. Met een gammel bootje waren hij en een paar vrienden de zee opgegaan en vervolgens hadden ze een eind geroeid. Niemand thuis wist waarschijnlijk waar ze naartoe waren, ze hadden dan ook nu op school moeten zitten. Bang waren ze niet, ze konden allemaal uitstekend zwemmen en de boot was nog niet lek. Hij keek naar de eindeloos-lijkende zee om hem heen, ook al zwom hij het liefst in meren en rivieren, de zee vond hij ook fijn. Al prikte het zout in zijn mond, en maakte het hem dorstig, het geruis en de mogelijkheid om te zwemmen maakte alles goed. Sean, èèn van zijn vrienden die mee was en nu aan de peddels zat, hield halt. "Dit is een goed plekkie." Zei hij.Ze stonden allemaal iets te snel op waardoor het kleine ding begon te schommelen. Snel gingen ze weer zitten. "Niet tegelijkertijd. Ik eerst, dan test ik meteen of hier iets is, en dan komen jullie." Zei George. Hij stond weer op en trok zijn shirt uit, daarna zijn schoenen en zijn broek. Nu stond hij alleen nog maar in zijn zwembroek, te wiebelen in het bootje.
Hij dook met een mooie boog het water in, meteen naar de diepte. Hij opende zijn ogen, wat meteen begon te prikken, en zag dat de bodem nog zo'n twee meter onder hem was. Hij zwom zo snel als hij kon naar beneden en voelde de bodem. Net als wat hij had gehoopt voelde hij de schelpen van zeevruchten. Hij zwom weer omhoog en zoog weer lucht naar binnen. "Hier is heel veel!" Hij zwom terug naar het bootje en kreeg een keukenmesje en een mandje aangereikt. Al voordat zijn vrienden in het water waren was hij alweer ondergedoken.
Mandje na mandje kwam boven, ieder volgeladen met vruchten. De zon begon alweer te dalen toen Sean riep: "Meer gaat niet passen, we moeten terug!" Voorzichtig klommen de jongens weer aan boord, dit keer volgeladen met zeevruchten. "Dit gaat aardig wat winst maken!" riep iemand. Dollend vaarden ze terug naar de haven, George met een grote glimlach op zijn gezicht. Eindelijk was zijn moeder niet meer de enige die geld verdiende!