|
| [DAG 2] We found water. Now what? | |
| Auteur | Bericht |
---|
Caleb Green District 7
PROFIELAantal berichten : 279 Registratiedatum : 28-07-13
| ◊Onderwerp: [DAG 2] We found water. Now what? | zo feb 02, 2014 11:17 pm | |
| Hoe blij Caleb ook al was geweest met het feit dat hij wat had kunnen drinken, aan zijn blijheid kwam een eind toen hij wakker werd met de felle arenazon die in zijn ogen scheen. Het was nog vroeg, dat wist hij zeker, maar het was al bloedheet en zijn mond voelde droog. Zijn lichaam deed pijn van de inspanningen van gister en toen hij zich voorzichtig richting de rand van het matras bewoog, kraakte zijn rug een paar keer. Hij controleerde zijn lichaam op verwondingen van eventuele messen die in de nacht naar hem waren gegooid, maar zo ver hij kon zien was hij nog intact. Hij draaide zich om en keek naar Janaea, die voor het oog nog lag te slapen, al wist Caleb niet of het kleine meisje een oog dicht had gedaan. Caleb besloot haar nog maar eventjes te laten liggen en zelf de directe omgeving te inspecteren. Hij verliet de ruïne nadat hij zijn hoofd om de hoek had gestoken om te kijken of er niemand naast hem zou staan, maar de kust was veilig. Hij vermoedde dat het tussen 6 en 8 uur 's ochtends was en om nou op dit tijdstip al iemand te vermoorden, was ook weer een beetje jammer. Daarbij moesten zijn spieren nog wakker worden en zou hij nu niet op zijn best zijn. En om nou gelijk met een gebroken nek rond te gaan lopen? Nee, liever niet.
De lucht was stil en heet en er was nog altijd niemand te bekennen. Geen rare beesten of vleesetende planten en dat stelde Caleb een beetje gerust. Het was wel jammer dat dat elk moment zou kunnen veranderen. Zodra er iets zou veranderen, zou dat ongetwijfeld ook goed te horen zijn in deze vroegte. Caleb kneep zijn ogen samen terwijl hij naar de lucht keek, hopend op een spoortje wolk, aangedreven door wat wind. Hij zou er een hoop voor doen om regen op zijn gezicht te voelen, zelfs al was het maar voor vijf minuutjes. Dat zou echter inhouden dat het nog veel vochtiger zou worden. Aan vochtigheid was Caleb wel gewend, maar om nou hitte én een hoge vochtigheidsgraad in zijn omgeving te hebben hangen terwijl hij ook nog eens zijn best moest doen om te blijven leven, was misschien niet een al te strak plan.
De maag van de jongen uit District 7 knorde als een gek en Caleb was bang dat iemand het zou kunnen horen. Hij ging terug naar de waterput, erg op zijn hoede. Hij had de emmer in zijn hand, maar had geen wapens of iets wat niet dierbaar was. Hij kon de emmer moeilijk kapot smijten tegen iemands hoofd. Dat zou absoluut niet praktisch zijn, want wie zei dat hij ooit nog een keer een emmer zou vinden?
Aangekomen bij de put, liet hij de emmer aan de gevlochten klimop in de put zakken. Als het goed was, was het drinkbaar. Hij was er vannacht in ieder geval niet spontaan dood aan gegaan, dus als het al vergiftigd was, zou het langzaam vergif zijn, had Caleb geredeneerd. Dat hield echter niet in dat het vergif niet dodelijk kon zijn. Misschien kreeg hij wel psychoses en hallucinaties en viel hij uiteindelijk Janaea aan omdat hij dacht dat ze een worstje was, of één van de tributen. Vannacht waren de eerste gesneuvelden bekend gemaakt en het waren er iets meer dan verwacht. Veel meer. Maar wat had hij eigenlijk verwacht? Het feit dat hij met Janaea omging was ook meer stom toeval dan dat het echt nuttig was en Caleb kon zich goed voorstellen dat niet iedereen op een ander zou vertrouwen. Punt was dat Janaea toch niet kon vechten en geen schijn van kans zou maken tegen Caleb of de andere jongens. Zo waren er echter meer geweest, wat bleek aan de negen gezichten die aan de hemel hadden gestaan. Hij had verwacht dat de kleintjes het niet zouden overleven en dit was ook echt het geval geweest. Wat hij niet had verwacht was dat William Mocca en Odin met-de-moeilijke-achternaam al dood zouden zijn. Hij had ze samen gezien bij de Hoorn en Odin was toen al bezig met mensen een kopje kleiner maken en een grote buit verzamelen. En Mocca was bij hem zonder hem aan te vallen, dus die twee waren vriendjes. Daarbij kwam ook nog eens kijken dat Mocca het broertje van dé Mocca was, de hoofdsponsor. Caleb had zich niet beziggehouden met sponsoringen, maar begreep dat dit erg handig kon zijn naarmate de tijd verstreek. Stiekem hoopte hij dat hij ook een sponsoring zou krijgen in de vorm van een bijl, of twee bijlen of gewoon zijn riem met alle zes zijn bijlen er aan. Dat zou tof zijn, maar vast niet erg handig en ongetwijfeld duur. Odin en William waren geduchte tegenstanders geweest: William vanwege zijn achternaam en Odin vanwege zijn spierkracht. Ze lagen er allebei al uit. Het bezorgde Caleb een wee gevoel in zijn maag en hij kon niet anders dan denken aan de opties die dit voor hem overhield. Een paar andere mensen, waaronder minstens één grote gast, hadden ook het loodje gelegd. Hoe minder Caleb op hoefde te ruimen, hoe beter, hield hij zichzelf maar voor. Wie weet ging hij wel naar huis!
De emmer was met helder, koel water gevuld en gulzig nam de jongen een paar slokken. Het smaakte nog precies zoals gister en dat was voor hem reden om nog wat meer te drinken. Hij had geen idee hoeveel vocht hij was verloren in de afgelopen 24 uur, maar hij was het nu flink bij aan het tanken. Er wachtte echter een klein meisje op hem, die misschien al helemaal in paniek was doordat ze wakker was geworden zonder een Caleb naast zich. Caleb liet de emmer weer vollopen en haastte zich toen terug naar de ruïne.
'Sorry dat ik je niet wakker heb gemaakt toen ik wegging.' Verontschuldigde Caleb zich tegenover het meisje dat nu wakker was toen hij de ruïne betrad. 'Het leek me een beter plan om zelf even op pad te gaan en jou nog even je rust te laten pakken.' Hij zette de emmer met water voor haar neer. 'Ik heb al gedronken, dus ga gerust je gang. Alles was rustig en het was doodstil, dus ik denk dat er nie-,' Abrupt draaide de jongen zich om en hij ging in de volle breedte voor Janaea staan. Hij had een verdacht geluid gehoord, precies voor de ingang van de ruïne waar ze maar twee meter vandaan waren. Als dit een persoon was met een langeafstandswapen, dan waren ze er nu geweest. Caleb hield zich muisstil terwijl hij zich hoofd omdraaide naar het meisje en zijn vingers op zijn lippen legde, als teken dat ze zich heel stil moest houden. Daarna bukte de jongen zich naar de slinger met de kei die hij samen met Janaea had gemaakt, raapte deze van de grond, wikkelde de klimop rond zijn pols en hield hem in positie om elk moment mee uit te kunnen halen - zowel als een echte slinger als gewoon een projectiel om hard mee te smijten. Caleb sloop naar de ingang, waar klimop zich jaren geleden zich meester had gemaakt. Zijn hart klopte zo hard dat hij bang was dat het uit zijn ribbenkast zou springen en hij voelde de starende blik van het meisje in zijn rug. Hij kon niet falen als hier daadwerkelijk iemand was. Janaea zou dan alleen zijn. Dat kon hij niet maken.
Met een ruk sprong hij naar buiten, klaar om de eerste de beste aan te vallen met zijn slinger, die nu met een noodgang in het rond werd geslingerd om Caleb's pols zodat hij er meteen flink mee uit kon halen. Er was echter niemand. Hij keek rond en nog een keer en nog eens, maar het was echt leeg. Hij stond in het midden van een zandveldje, omringd door afgebrokkelde muren en het enige wat er was te vinden, was hijzelf, terwijl hij met de slinger aan het zwaaien was. Caleb snapte er niks van. Er had toch iets dat geluid moeten maken. En bij nader inzien kon het geen mens zijn, want hij had niemand aan horen komen lopen of weg horen lopen en het was weer doodstil. Daarbij hadden ze getest hoe gehorig hun schuilplaats was en dat viel heel erg mee. Op normale toon was er al bijna niks te horen, laat staan als ze fluisterden. De geluiden andersom waren echter sterker, omdat er buiten verder gewoonweg geen geluid was op zo'n groot oppervlak. Het had dus iets anders moeten zijn, maar dieren waren hier niet.
Onwillekeurig keek Caleb naar beneden, waar hij iets zag wat hem nog niet eerder was opgevallen. Hoe dat zo kwam, wist hij niet, want het was behoorlijk opvallend: een zilverkleurig doosje, dat de zon weerkaatste op de muur van hun schuilplaats, zat vast aan een net zo'n zilverkleurige parachute. Stom verbaasd vergat Caleb dat hij zijn slinger nog aan het rondzwaaien was en dat zwaartekracht ook een uitwerking kon hebben op stenen. De steen viel met een harde KLENG tegen het metalige omhulsel van de vermoedelijke sponsoring aan en deed Caleb opschrikken uit zijn gedachten. Nog steeds een beetje verbaasd raapte hij het ding op en liep ermee terug naar binnen. Hij hield het een beetje voor zich uit, niet precies wetende wat hij ermee moest. Eenmaal aangekomen bij Janaea plofte hij weer op het matras en zette hij het pakketje naast zich. 'Dit was het enige wat er te vinden was. Er was niemand.' Hij keek naar het kleine meisje. 'Gaan we het erop wagen?'
OFF: godmode met toestemming. -Het is nog erg vroeg in de morgen, maar al wel heet en licht. -Caleb verlaat de ruïne om water te halen -Hij keert terug en geeft de emmer aan Janaea -Hij gaat met de slinger naar buiten als hij een geluid hoort -Caleb pakt de sponsoringding van Soof en gaat ermee naar binnen
EDIT: Ik zie net dat ik het sponsordoosje verkeerd heb beschreven: het heeft landschapjes en de naam van de sponsoraar erop. Niet zilverkleurig. Ik heb nu geen zin/puf om het aan te passen, dat zal ik binnenkort doen. Sorry! |
| | | Janaea Spurling
PROFIELAantal berichten : 120 Registratiedatum : 19-08-13
| ◊Onderwerp: Re: [DAG 2] We found water. Now what? | ma feb 10, 2014 11:19 pm | |
| Als uit een nachtmerrie ontwaakte Janaea, toen de rust van de nacht plots werd doorbroken om de eerste doden van deze Hongerspelen bekend te maken. Helaas kwam het meisje terecht in een nachtmerrie, in plaats eruit verlost te raken. Er waren meer doden dan ze zich kon herinneren. Waarschijnlijk had ze in het begin niet goed gelet op de kanonschoten die een dood markeerden. Ze herinnerde zich echter de kanonschoten na de knal. Ze was blij dat Caleb en zij niet in de buurt waren geweest. Doodgaan klonk niet leuk!
De doden begonnen bij District 2, waar zowel de jongen als het meisje al overleden bleken te zijn. Vervolgens verschenen de jongen uit 3 en het meisje uit 4, wat betekende dat die Districten allebei nog wel een Tribuut in leven hadden. Datzelfde gold voor District 5 en… ! Janaea’s hart stond even stil toen ze Odins gezicht in de lucht zag verschenen. De foto was alweer verdwenen, toen ze zich serieus begon te realiseren dat haar lieve districtgenoot niet langer in leven was. Een traan verscheen in Janaea’s ooghoek. Terwijl die naar beneden rolde, verscheen de volgende al. En daar nog één. En nog één. Het duurde niet lang, voordat Janaea in zacht snikken was uitgebarsten. Ze was niet alleen verdrietig, maar ook een beetje boos. Hoe had dit kunnen gebeuren? Wie had Odin nou kunnen vermoorden? En hoe?! Odin was zo groot en lief en sterk. Hoe kon zij hier nu nog zijn en hij niet? “Wie…” snik “heeft…” snotter “dit…” andere onsmakelijke geluiden “gedaan?!” Het klonk zielig, maar tegelijkertijd strijdbaar. Hoewel ze vreesde dat Odin niet door een klein meisje als zij was omgebracht, had ze er in ieder geval een nieuw doel bij!
Wie de laatste paar doden waren geweest, had Janaea absoluut niet meegekregen. Het zou haar ook een worst wezen. Odin was weg! Dat was bijna net zo erg als wanneer Caleb er niet meer zou zijn. Maar Caleb was dan ook met haar het avontuur aangegaan! Hij was dus belangrijker! Bij de gedachte aan Caleb glimlachte ze kort, waarna ze zich voorzichtig omdraaide. Ze droogde haar tranen, en hoewel ze zeker niet van plan was om Odin te vergeten, besloot ze zich te richten op wat de volgende dag brengen zou. Ze kon beter nog wat gaan slapen. Ze gaf Bob een dikke knuffel voor de troost, waarna ze haar ogen opnieuw probeerde te sluiten.
Vreemd genoeg sliep Janaea nog goed, hoewel het nog even had geduurd voor ze in slaap was gevallen, voornamelijk omdat ze toch nog een paar keer gegrepen werd door huilbuien. Spontane herinneringen kwamen af en toe boven, en op die momenten was het toch zwaar geweest voor het meisje, zelfs al had ze zich voorgenomen zich op de komende dag te richten. Het was Caleb die haar wakker maakte, toen hij de ruïne aan het verlaten was. Ze had geen idee hoe laat het was, maar de zon was alweer fel aan het schijnen. Ze was dan ook blij toen haar bondgenoot met een gevulde emmer water terugkeerde. Gulzig nam ze slokken, waarna ze lichtjes glimlachte. “Dat is oké,” zei ze, als reactie op de verontschuldiging van de jongen. Ze vond het niet erg dat hij haar nog even met rust had gelaten. Dat had haar de tijd gegeven om geleidelijk wakker te worden en alles nog even te overdenken. Het kostte even om zichzelf ervan te overtuigen dat wat ze vannacht had gezien geen nachtmerrie was, maar pijnlijke realiteit – en zij kon de volgende zijn.
De jongen begon weer te praten, maar midden in zijn zin werd hij onderbroken door een vreemd geluid, dat afkomstig leek van de straat. Hadden andere mensen hen gevonden? Moesten ze gaan vechten? Maar Janaea moest plassen! Hoe kon ze nu überhaupt een goede poging doen om iemand een mep te verkopen?! Caleb was echter direct verdedigend voor haar gaan staan, maar eigenwijs keek Janaea om hem heen, in de hoop dat ze de oorzaak van het geluid kon lokaliseren. Helaas, ze zag niets en Caleb waagde zich buiten de ruïne. Met zijn slinger in de hand sprong hij naar buiten, wat Janaea stiekem wel een beetje grappig vond, even vergetend dat hij zijn leven op het spel zette door naar buiten te gaan (hoewel binnen blijven niet heel veel veiliger was, natuurlijk). Er leek echter weinig te gebeuren en Janaea moest de neiging om Caleb achterna te huppelen onderdrukken, maar ze bleef tot dusver braaf wachten tot de jongen terugkwam. En hij had iets bij zich!
Met grote ogen keek het meisje naar hetgeen Caleb in zijn handen had. Het leek op een houten kistje, dat prachtig beschilderd was. In ieder geval, dat vond Janaea. Haar blauwe ogen fixeerden zich helemaal op het voorwerp – een sponsoring, realiseerde ze zich niet veel later. Ze pakte het kistje op, terwijl ze er bijna met haar neus op zat om niets te missen van de gedetailleerde kunstwerken op de zijkanten. Ze spotte ook het logo, maar de verontwaardiging rondom Calebs vraag leidde haar genoeg af om er verder weinig aandacht aan te besteden. “Natúúrlijk gaan we het erop wagen,” bracht ze luid uit, terwijl ze breed glimlachte en al bezig was met het openen van het kistje. Al had ze nog wel uren kunnen staren naar alle pracht op de buitenkant, de binnenkant was nu het allerbelangrijkste! Wat zou er in zitten? Bijna trillend van opwinding opende Janaea het kistje, dat open was nog voordat Caleb überhaupt een poging had kunnen doen om haar tegen te houden. Glimmende, scherpe punten kwamen tevoorschijn en even had Janaea een kort moment van terughoudendheid. Een sponsor zou hen toch geen pijn willen doen? Sponsors waren toch bedoeld om de Tributen te helpen! Dat was de reden dat Janaea uiteindelijk toch haar hand in het kistje liet gaan en haar dunne vingertjes de scherpe punten van de lange spijkers liet ontwijken. Uiteindelijk kreeg ze grip aan de zijkanten en minder voorzichtig dan de bedoeling was haalde ze het voorwerp uit zijn omhulsel. Meteen begon ze het voorwerp van alle kanten te bestuderen – alle spijkers, het hout, de… de onderkant. Oh-oh!
00:51:47, viel er te lezen, en de achterste getallen liepen in een rap tempo af. Nou ja, rap als in per seconde. Wat konden ze hiermee? Moesten ze rennen? Nee, ze hadden nog even. Hier werd iets mee bedoeld. Hier moesten ze iets mee doen! Was het een hint? Hadden ze zich tot nu toe te veel verstopt? Eigenlijk wel, maar het was stiekem wel de beste manier om te overleven – tenminste voor haar, aangezien ze niet kon vechten. Een voorwerp dat aftelde kon echter gevaarlijk zijn! Als het tellertje van een auto naar beneden ging, dan kwam hij meestal tot stilstand, dus wat kon er gebeuren met een voorwerp dat niet bewoog en scherpe punten had? Juist… Janaea hield de teller, die nu op haar buik gericht was, enigszins voor Caleb verboren, maar besloot in plaats van de teller te laten zien, met een ietwat ondeugend glimlachje te spreken – en ze klonk nog bijna enthousiast ook!
“Ik geloof… dat we ons in het spel gaan mengen!”
OOC: godmoden met toestemming. - Janaea is very sad wat betreft Odins dood. - De sponsoring verschijnt buiten en Caleb brengt het binnen. - Janaea vindt het kistje prachtig, bestudeert het als een gek en maakt het open. - Janaea haalt het enge voorwerp eruit en ziet de timer aan de onderkant.
|
| | | Caleb Green District 7
PROFIELAantal berichten : 279 Registratiedatum : 28-07-13
| ◊Onderwerp: Re: [DAG 2] We found water. Now what? | vr feb 14, 2014 2:35 am | |
| Zoals te verwachten viel, zat het kleine meisje eerst gebiologeerd naar het doosje te kijken. Een rare kwast met te weinig nuttig werk en te veel tijd had rare landschappen op het doosje geschilderd, maar Caleb kon niks anders dan respect hebben voor zijn werk. Of haar werk, wist hij veel. Hij kon zich ook niet voorstellen van wie ze een sponsoring zouden krijgen. Het was niet alsof iemand in zijn district iets kon veroorloven. Er was nog iemand in de race, zo had hij vannacht gezien, en er was geen kans dat hij voor haar werd gekozen door het district. Ze was veel aaibaarder vond Caleb, een beter woord kon hij er niet voor vinden. Hij was de grote lompe bouwvakachtige bomenkapper die nog naar school ging, met een motoriek vergelijkbaar met die van een trol als het op kleine dingetjes aankwam. Hij bezat veel kracht, maar slechts een beetje charme. Hoe het met DIana's kracht was gesteld wist hij niet, maar ze was een stuk makkelijker leuk te vinden dan hij, daar was hij zeker van. En toch hadden ze een sponsoring. Of dat nou kwam omdat Janaea schattig was en jong en onschuldig en ze zeker niet op haar plek was hier, of omdat iemand Caleb een kanshebber vond, of omdat ze dood moesten en de sponsoring hier alleen maar bij zou gaan helpen, dat zou hij nooit te weten komen.
Gretig maakte Janaea het doosje open en onthulde een houten.. ding. Met spijkers. Caleb kreunde terwijl hij naast haar op een matras plofte. 'Gewéldig!' Mompelde hij in zichzelf. 'Een houten ding met spijkers. Ik had gehoopt op wat meer hout hier, maar niet in díe vorm.' Hij keek chagrijnig naar de bol. Het was meer een halve bol, want de onderkant leek afgevlakt. Om de één of andere reden hield Janaea de onderkant van hem afgeschermd, wat Caleb mateloos irriteerde. Ze waren een team en als zij meer kon ontdekken zonder hem om zeep te helpen, dan zou dat heel fijn zijn. Zijn innerlijke zen-punt vertelde hem echter dat hij niet moest zeuren, dat het meisje vast wel wist waar ze mee bezig was. Zij had tenslotte als een kip zonder kop achter een drie koppen groter meisje uit een ander district gerend voor een ukelele, kon niet vechten en was voor de situatie te vrolijk naar Caleb's zin. De uitdrukking op haar gezicht maakte dat hij niet boos kon blijven. Het was waarschijnlijk door haar dat ze een sponsoring hadden gekregen, want zij was, net zoals Diana, veel aaibaarder dan hij. Hoe vaak had hij al een chagrijnig gezicht getrokken? En had hij het meisje gister niet alleen gelaten terwijl hij als één of andere idioot door een ruïne aan het rennen was? Ja. Dat had hij gedaan. Des te meer reden voor haar om het privilege te hebben voor zich te houden wat dat ding was. Ze was niet altijd even tactisch, maar zonder haar zou hij het vandaag voor gezien hebben gehouden vanwege de honger of - wat waarschijnlijker was - dorst. Hij vond het helemaal niet leuk, maar het was toch echt dankzij haar dat hij nu een 'wapen' had.
“Ik geloof… dat we ons in het spel gaan mengen!” Was hetgeen wat Janaea zei. Caleb had geen poging gedaan de bol in handen te krijgen, er vanuit gaande dat iets in een bol met spijkers gevaarlijk was. Je kon er iemand flink pijn mee doen, maar Caleb was er zeker van dat dat niet het enige was, en hij was er nog zekerder van dat Janaea dat expres voor hem achterhield. Ze had een plan en Caleb moest haar maar vertrouwen. Dit zou voor hem de ultieme test worden, want hij was vreselijk nieuwsgierig. Twintig vragen brandden op het puntje van zijn tong, smekend of ze gesteld mochten worden. Hij wilde echter Janaea niet aan hem laten twijfelen en wilde kost wat kost haar bijstaan in alles. Hij had dat zichzelf èn haar beloofd. Hij moest haar wel vertrouwen.
Janaea was opgestaan, had Bob gepakt en was begonnen met lopen. Caleb pakte snel zijn slinger en de emmer - die zou toch maar van pas komen - en liep achter haar aan. De zon brandde fel en het was snikheet. Zijn fleecetrui, die hij vannacht aan had gehad, had hij al om zijn middel gebonden, maar het leek niets te helpen. Ze waren een kwartier aan het lopen toen Caleb aangaf dat hij toch even de schaduw op moest zoeken, want hij begon het benauwd te krijgen en de sterretjes voor zijn ogen kwamen langs tijdens het verkeerde dagdeel. Caleb en Janaea dronken een beetje water en de jongen uit District 7 greep de kans om te vragen wat ze gingen doen. 'We gaan naar de Hoorn.' Had Janaea vaag geantwoord. Caleb was gelijk begonnen met tegensputteren. 'De Hoorn? Weet je dat wel heel zeker? Die klap van gister kwam daar zeker vandaan! Wie weet zitten er nog mensen met bommen op ons te wachten! Of misschien wel een hele groep mensen! En als we daar zijn, wat wil je doen? De overgebleven spullen pakken, als die er nog zijn? Weet je dat wel zeker? We zitten daar open en bloot! Iedereen kan ons zien en van elke kant aanvallen en wij kunnen niet alle kanten tegelijk in de gaten houden!' Janaea had echter steevast niks anders dan het eerdere zinnetje gezegd en uiteindelijk gaf Caleb het op. Dit was alleen maar verspilde moeite en hij zweette zich al kapot. Uiteindelijk trok Janaea hem weer omhoog en Caleb schaamde zich een beetje dat een twaalfjarige de dag tot nu toe beter door leek te komen dan hij. Hij had gewoon zo'n honger en hij had nog niks eetbaars gezien. Daarbij was hij ook niet helemaal gerust op het spul wat Janaea eerder had gevonden en was ziek zijn in de arena niet bepaald gewenst. Wie weet was er bij de Hoorn eten. Of kregen ze een taart zodra er wat met de sponsoring gebeurde.
Ze liepen nog minstens twintig minuten toen de Hoorn in zicht kwam. Caleb wilde er heenrennen om te kijken of er niemand was, maar Janaea trok hem in een hoek vanaf waar ze niet gezien konden worden. Er klonk gesmoord gemompel van een paar meter verderop in een ruïne, iets wat zij meteen had opgemerkt en Caleb zijn leven had kunnen kosten als zij dat niet had gedaan. Caleb kon zich alleen maar afvragen welke idioten zich zo dicht bij de Hoorn begaven, even niet nadenkend bij het feit dat híj er nu ook was èn dat het een perfecte uitkijkplek was op de Hoorn, voor idioten zoals hen. Er was dus minstens één persoon daar, maar vermoedelijk meer, want het leek onlogisch dat iemand tegen zichzelf zou praten. Het kon echter ook gekreun zijn geweest van een gewond persoon, of misschien wel helemaal niemand. Langzaam begon het plannetje van Janaea door te dringen tot Caleb. Hij had al het vage vermoeden gehad dat het een bom was, nu begreep hij ook wat ze met de bom wilde doen. Door hem naar iemand bij de Hoorn te smijten, kregen de omringende mensen niet alleen het idee dat het onveilig was: zij hadden vrij spel als ze waren weggejaagd of uitgeschakeld. En Janaea, slim en sociaal als ze was, had misschien wel iets afgesproken bij de Hoorn. De kans dat hier iemand zat was namelijk niet groot geweest, maar de kans om iemand op een andere plek in de arena te treffen was al helemaal onlogisch. Hij leek gigantisch en toch had Janaea kunnen uitvogelen hoe ze hadden moeten lopen. Ze hadden hierheen moeten gaan omdat zij iets had afgesproken, dat kon niet anders. De bom was puur toeval geweest, maar was makkelijk om eventuele hindernissen - zoals mensen - uit te schakelen en daarbij diende het misschien wel als teken.
Zijn mond viel open toen hij zich dit alles bedacht - nog niet wetend wat hier wel of niet waar van zou kunnen zijn - en hij draaide zich muisstil om naar Janaea, die bezig was met het bedekken van de onderkant van de bom. Hij stak beide duimen op naar het meisje, bracht zijn vinger naar zijn slaap en beeldde het, in zijn ogen, super onlogische teken uit dat hij het briljant vond. Het meisje gebruikte een beetje water uit de emmer om het zand onder hun voeten nog plakkeriger te maken en de onderkant beter te bedekken. Toen Caleb een niet-begrijpend gezicht trok, tikte Janaea met haar hand op haar pols en stak toen vijf vingers op - vier, drie, twee, één vinger. Caleb zijn mond ging nog verder open en moest even bijkomen voordat hij hem weer kon sluiten. Het was een tijdbom. Ze bedekte de klok. Hoe briljant was dit kind? Hoe had hij ooit kunnen twijfelen aan haar gezelschap en haar capaciteiten?
Janaea overhandigde de bom aan Caleb, beeldde uit dat hij het ín de andere ruïne moest gooien zodra zij het teken gaf. Caleb zijn hart begon in zijn keel te bonzen en zijn armen begonnen te trillen. Onder spanning kon hij ook gooien, dat was geen enkel probleem. Zijn probleem was dat hij zo meteen misschien zijn leven aan hem voorbij zag gaan als dit plannetje mislukte. Dadelijk was het geen dodelijke bom, maar ging deze bol weer open en kwam er een voedselpakket uit. Dadelijk klopte de buitenkant niet met de binnenkant. Dadelijk klopte de teller niet. Wie weet wat er met ze zou gebeuren als de persoon daarbinnen niet doodging. Zouden zij het overleven? Zijn buik deed zeer van de spanning die zo plotseling was ontstaan toen hij zich realiseerde wat ze aan het doen waren.
Het was zover. Janaea gebaarde heftig en Caleb stapte een halve meter achter de muur vandaan, smeet de bol met volle kracht de bol de ruïne in, die kapot was aan de bovenkant. De bol had vrij spel. Ze konden een plof horen, een kreetje van verbazing. Janaea's teken had ingehouden dat er nog maximaal tien seconden was. Maximaal. Zij waren tot zo ver veilig en renden een stuk achteruit, verder van de potentieel ontploffende ruïne vandaan. Dit kon hen maken of breken. De klok was nu klaar met tellen en Caleb hield zijn adem in, met de slinger in zijn hand, Janaea met Bob en de emmer voor de zekerheid achtergelaten in de andere ruïne.
Janaea had gelijk. Ze hadden zich nu echt in het spel gemengd.
OFF: Godmoddellen met toestemming natuurlijk. - Caleb en Janaea gaan richting de Hoorn met de bomboldingpoefkaboem. -Ze horen geluid uit een andere ruïne en verschuilen zich achter een fikse muur waardoor ze compleet uit het zicht zijn. -Janaea bedekt de timer met modder en blaadjes en andere meuk. -Caleb smijt de bol vlak voor ontsteking (zeg je dat zo?) in de andere ruïne. Ik neem aan dat dat wel mag iig aangezien Caleb vervent gooikampioen is en iedere idioot wel iets in een dakloos gebouw kan krijgen? -Janaea en Caleb rennen een meter of tien, vijftien weg voordat het ding.. iets doet. basically.
Er mocht gezegd worden dat er een NPC in de buurt is toch? Zolang ik hem maar niet gelijk vermoord. Oh god, ik ben zo bang.. XD
De tributen die in de ruïne waren, waren Trevor Nazerenno en Katelin Bletcher. Zij waren elkaar tegen gekomen en waren nu in een enigszins gespannen gesprek beland, waarin ze probeerden te peilen of ze misschien bondgenoten konden worden. Net op het moment dat ze besloten elkaar te vertrouwen, stuiterde er een pakketje op de grond. Katelin keek er verwonderd naar, maar Trevor was sneller van begrip. Hij sprong zover mogelijk achteruit en verschool zich zo goed en kwaad dat ging achter zijn schild, precies op het moment dat de bom met een knal afging. De ontploffing zelf was misschien niet zo imposant als die van de taart, maar de gevolgen waren groots! Spijkers werden met onnavolgbare snelheid weggeschoten. Velen boorden zich in de huid van Katelin, die nog één kreet wist te slaken voor ze ter aarde stortte. Trevor wist zijn vitale onderdelen te beschermen met het geïmproviseerde schild, maar kon een aantal akelige wonden in zijn onderbenen niet voorkomen. Toen de laatste spijkers zich in de muur hadden geboord of ver (tientallen meters, tenzij eerder gestopt door muren) de ruïne uit waren gevlogen zonder daar nog echte schade aan een levend wezen aan te richten, haalde hij rillerig adem, terwijl hij afwachtte of er nog meer zou volgen. Hij durfde zich niet te verroeren, uit angst voor de tribuut of tributen die dit hadden veroorzaakt.
(note: hou je er wel rekening mee dat de Hoorn aan stukken is geblazen? Ze kunnen de Hoorn dus niet meer daadwerkelijk zien ^^")
EDIT: Jap, was het op dat moment vergeten en was daarna weer vergeten dat ik het er in had gezet XD Voor nu is het dus meer een 'Lees: de plek waar de Hoorn ooit was' idee XD |
| | | Janaea Spurling
PROFIELAantal berichten : 120 Registratiedatum : 19-08-13
| ◊Onderwerp: Re: [DAG 2] We found water. Now what? | za feb 15, 2014 2:55 am | |
| Gelukkig stelde Caleb niet veel vragen en liet hij haar zijn gang gaan, want ze had een goed idee gekregen. Of tenminste, dat hoopte ze. Ze vond het in ieder geval leuk en was de persoon of personen van wie ze deze sponsoring hadden gekregen erg dankbaar! Pas toen Janaea vertelde dat ze richting de Hoorn des Overvloeds wilde gaan, begon Caleb hevig te protesteren. “We gaan ons in het spel mengen,” herhaalde Janaea duidelijk, terwijl ze in de richting van de Hoorn begon te lopen. Ze had geen flauw idee wat ze aan zouden treffen, maar ze hoopte dat het mee zou zitten.
Wat er vervolgens gebeurde was allemaal heel spannend. Janaea maakte met wilde, maar tenminste stille gebaren duidelijk wat haar bedoeling was en ze moesten rennen, voordat de timer op de sponsoring, die ze zo goed als mogelijk had weggewerkt met modder en blad, op nul zou komen te staan. Wat er zou gebeuren, wist ze natuurlijk niet zeker. Zij was niet degene die het voorwerp had ontworpen en er zat helaas ook geen handleiding bij. De spanning was enorm, maar de adrenalinekick die Janaea kreeg van dit alles oversteeg het gevoel van onzekerheid. Het maakte haar eigenlijk niet eens meer uit wat er zou gebeuren, want ze vond dit allemaal gewoon zó leuk! Ze renden bij de ruïne vandaan die zojuist de houten spijkerbal cadeau had gekregen en Janaea werd in een ander vervallen gebouwtje gestopt om veiliger te zijn. Ze klemde haar armen om Bob heen, terwijl ze stiekem een blaadje uit Bob’s buik haalde en erop begon te knabbelen, voornamelijk om zichzelf te kunnen bedwingen. Er moest iets gebeuren. Het was tijd. Even dacht Janaea dat er niets zou gebeuren, maar een knal klonk, niet veel later gevolgd door een kanonschot. Besefte het meisje dat er zojuist door haar toedoen iemand was overleden? Waarschijnlijk niet. Was ze blij? Dat zeker. Ze kwam dan ook meteen overeind zodra het geluid van vallend ijzer stopte en kwam nieuwsgierig de hoek om kijken. Er had één kanonschot geklonken. Zouden er nog meer mensen aanwezig zijn? Lag gevaar nog altijd op de loer?
Wat Janaea zag was echter genoeg om haar gerust te stellen. Ze zag verder niemand en Caleb leek ook nog helemaal heel. Ze maakte al aanstalten om richting de ruïne te huppelen, om te controleren of er nog andere mensen waren, maar Caleb hield haar tegen. Ze wenste dat het niet zo was, maar met zijn grote, sterke houthakkershanden om haar iele armpje geklemd kon ze geen kant op. “We moeten toch zeker weten dat we nu alleen zijn?”, siste ze zo geluidloos mogelijk, terwijl ze zich uit alle macht probeerde los te worstelen. Laat me los, grote aap! dacht Janaea boos, hoewel ze al meteen spijt kreeg van de woorden die bij haar naar boven waren gekomen. Ze zou helemaal nergens zijn zonder Caleb, dus ze moest lief voor hem zijn! Hoe langer Caleb haar vasthield, hoe meer de adrenaline van de aanval uit haar lichaam leek te stromen en ze iets tot bedaren kwam. Ze was nog steeds enthousiast over wat er was gebeurd, maar ze stond niet langer in startpositie om op de getroffen ruïne af te sprinten. Nou ja, niet totdat Caleb alles opnieuw in gang zette met de woorden: “niet zonder plan”.
Janaea was misschien een beetje snel afgeleid als ze iets leuk vond, maar dit vond ze ook weer dermate leuk dat ze haar aandacht er wel bij wilde houden. In opdracht van Caleb begon ze zo zacht mogelijk spijkers te rapen die tijdens de ontploffing op de grond terecht waren gekomen. Net zoals zij had gedaan, hield hij het eigenlijke plan een beetje geheim, waardoor Janaea ook een beetje genoodzaakt werd om niet al te hard van stapel te lopen. En dat was MOEI-LIJK! Ze raapte iets van tien spijkers van de grond, zodat ze het totaal nog gemakkelijk in één hand vast kon houden. Vervolgens meldde ze zich weer braaf bij haar bondgenoot, die haar wees op een smal stukje muur dat laag genoeg was om doorheen te kijken, iets doorheen te gooien of – voor Janaea misschien – om doorheen te klimmen. Om er te komen moest Janaea via de naastgelegen ruïne klimmen, maar dat vond ze geen probleem. Caleb zou de ‘voordeur’ nemen, terwijl zij van de andere kant de vijand probeerde af te leiden en aanviel. Zo zachtjes mogelijk gluurde Janaea, die Bob tijdelijk op de grond had gezet waar hij veiliger zou zijn, over het muurtje, waar ze werd geconfronteerd met het dode lichaam van een meisje, dat ze echter niet zo goed wist te plaatsen. Gelukkig maar. Het bleef natuurlijk verschrikkelijk, maar persoonlijk was het verlies minder erg. Janaea staarde ademloos naar het lichaam, dat doorboord leek te zijn door meer spijkers dan ze snel eventjes kon tellen. Snel wendde ze haar blik af en bestudeerde ze de ruïne. Eerst dacht Janaea niets te zien, maar een laag en zacht gekreun deed haar al snel beter kijken. Een figuur leek zijn best te doen om zich te verschuilen, maar leek daar meer moeite mee te hebben dan Janaea over het algemeen had. Dat was echter ook niet zo vreemd, want zij was klein en twaalf en hij was groot en oud. Waarschijnlijk was hij volgend jaar en het jaar daarna niet eens meer in aanmerking gekomen voor de Spelen. Helaas voor hem. Ook hem kende Janaea niet goed, hoewel ze zich wel kon herinneren dat ze hem tijdens hun tijd in het Capitool had gezien. Hij was nou eenmaal best wel knap, oké?! Gelukkig voor hen leek ook hij niet helemaal aan de spijkers ontkomen en had hij vast en zeker een beetje pijn. Om Caleb te laten weten waar ze mee te maken hadden stak het meisje één vinger omhoog, waarna ze er kort mee naar de jongen wees. Vervolgens beeldde ze een soort vierkant uit, waarvan ze duidelijk probeerde te maken dat het een schild moest voorstellen. De enige resterende nuttige informatie die nog restte waren de verwondingen die hij had opgelopen. Daar wist Janaea gelukkig wel wat op. In plaats van gewoon te doen alsof ze een spijker in haar been prikte, trok ze een huilgezicht, terwijl ze op haar benen wees. Dat moest duidelijk zijn, al zei ze het zelf!
Tijd om met plan nummer twee van start te gaan. Dag twee was tot dusver een behoorlijke productieve dag voor hen geweest. Het enige waar Janaea nu nog op kon hopen was een lekker hapje eten, maar nou ja, dat was uiteraard minder belangrijk dan hun directe veiligheid. Bovendien hadden ze gewoon nog geen degelijk voedsel gezien. Misschien vonden ze hier nog wat in de buurt, of misschien moesten ze echt verder trekken dan ze tot nu toe hadden gedaan. Ze wist het niet, maar dat maakte ook niet uit. Janaea wachtte totdat Caleb uit het zicht was en nam zelf opnieuw haar positie in, met om haar heen een paar losse stenen en een redelijk aantal steentjes die ze eventueel zou kunnen gooien, mocht dat nodig zijn. Dat was vooralsnog echter niet het plan. Janaea hield de verzamelde spijkers in haar ene hand, maar pakte eentje in de ander en ging er goed voor zitten. Ze tuurde weer aandachtig over het muurtje en begon met mikken. Waar was die jongen zijn hoofd? Kom maar bij tante Janaea, dacht ze, terwijl ze hem goed in beeld probeerde te krijgen. Ah! Daar dus. Zo goed en zo hard als ze kon begon ze nu daadwerkelijk te gooien, mikkend op de jongen zijn hoofd. Één voor één gooide ze alle spijkers naar zijn hoofd, waarvan ze stiekem hoopte dat er toch minstens eentje raak zou zijn geweest. Toch hoorde ze ook redelijk wat op de grond kletteren en ging ze, toen ze door haar spijkers heen was, door met het gooien van steentjes. Ondertussen was Caleb de ruïne ook binnengestormd en werd hun medetribuut van twee kanten aangevallen. Dit kon maar beter werken!
OOC: Godmoden Caleb met toestemming. - Janaea hoort een kanonschot voor Katelin. - Janaea wil als een dolle hond de getroffen ruïne in om te checken of er nog iemand is, maar wordt tegengehouden door Caleb. - Caleb komt met een nieuw plan. - Janaea gaat spijkers rapen en verzameld stenen/steentjes om zich heen en gluurt bij de ruïne naar binnen, gebaart naar Caleb wat ze kan zien. - Janaea begint spijkers, en wanneer die op zijn steentjes, naar het hoofd van Trevor te gooien. |
| | | Caleb Green District 7
PROFIELAantal berichten : 279 Registratiedatum : 28-07-13
| ◊Onderwerp: Re: [DAG 2] We found water. Now what? | za feb 15, 2014 3:02 am | |
| Het was zover. Le moment supreme, of la moment supreme, of hoe dat dan ook werd genoemd in het verre, verre en vooral oude Europa - als dat überhaupt nog bestond. Janaea stond in gevechtspositie, gewapend met een stel keien en spijkers en Caleb begon met het rondzwaaien van zijn slinger. Hij zou redelijk ver de ruïne in moeten rennen, wilde hij de jongen kunnen raken. Het grootste nadeel was dat zijn tegenstander een schild had, wat Janaea hem had verteld, al leek deze in slechte staat. Groot voordeel was dat de jongen nog in shock leek van de klap van zojuist en nog beter; hij was gewond aan zijn benen, ook doorgeseind door Janaea. Zodra de jongen zijn schild kwijt was, zou Caleb hem kunnen overmeesteren. Hij zag er echter vrij groot en, helaas, naar Calebs zin ook nog te gezond uit om spontaan dood te gaan. Het grote maakte hij op uit de wilde gebaren van Janaea, en te gezond naar zijn zijn was puur omdat de jongen nog leefde. Niet dat hij er zeker van was dat het een jongen was, maar dat weet ik wel en anders zou hij er vast wel achter komen. Daarbij had Janaea het anders vast wel uitgebeeld. Het was nu dus alles of niets en óf Caleb zou het loodje leggen, óf de jongen daar. Caleb had echter nog geen zin om dood te gaan, dus hij zou het niet zijn. Nog niet.
Hij gaf het teken en Janaea begon met de afleidingsaanval. Caleb moest blijven wachten totdat de jongen zich bewoog, want uit de gebaren had hij begrepen dat hij zichzelf aan het beschermen was met het schild. Een steen kwam niet door een schild heen, maar kon flink wat schade veroorzaken aan een onbeschermd lichaamsdeel; met name het hoofd. Hij hoorde iemand bewegen en rare geluiden maken en dat was voor hem reden genoeg om de ruïne in te rennen. Caleb zag dat de jongen bezig was met opstaan, wat moeizaam leek te gaan door de wonden aan zijn benen. Hij bevond zich echter nog dicht bij een muur, wat voor problemen zou kunnen zorgen in een close combat gevecht. Het bracht echter ook mogelijkheden met zich mee, die Caleb moest gaan benutten.
Zo hard als hij kon slingerde hij de steen aan het touw richting de onbeschermde delen van de jongen: een arm, een been en de zijkant van het hoofd. Hij wist niet precies wat hij raakte, als hij al iets raakte, want hij sprintte naar de jongen toe en vloog hem aan. Zijn schouder raakte als eerste iets en hij voelde dat hij de jongen meenam in zijn val naar beneden, waar Caleb langs de muur schraapte met zijn arm. Stom! bedacht de jongen zich woedend. Hij had zijn fleecetrui niet meer aangedaan als bescherming en had nu op zijn minst een flinke schram op zijn arm van de ruwe stenen muur. Maar hij had geen tijd om zichzelf stom te vinden, want als hij zijn concentratie verloor, was dat ook gelijk het verliezen van zijn laatste adem. Hoe de jongen die ook op de grond lag er aan toe was wist hij niet, daar had hij geen tijd voor om naar te kijken. Zijn hart barstte bijna uit zijn borstkas en zijn adem ging sneller dan gezond was terwijl hij in een adrenalinerush probeerde te raken wat hij raken kon, met in één van zijn handen de steen die hij zo snel mogelijk weer in zijn hand had gestationeerd. Hij voelde hoe Janaea nog altijd kleine steentjes aan het gooien was om de andere jongen te irriteren, en op de één of andere manier grijnsde hij. Als hij op de één of andere manier hier ten onder zou gaan, dan kon iedereen trots zijn. Niet alleen op hem, maar ook op Janaea. Ze had hem ontzettend goed geholpen en als dit gevecht zijn laatste zou zijn, dan moest dat maar. Zijn buik deed pijn van de inspanning van het worstelen en even flitste het gezicht van Madelynn voorbij. Hij moest blijven vechten, kost wat kost. Hij moest vechten voor haar, voor zijn familie en voor Janaea, zijn trouwe metgezel die hem de kans had gegeven hier en nu voor hun toekomst te vechten.
Dit zou niet het einde zijn. Niet als het aan hem lag.
((OOC: -Janaea smijt dus dingen uit de omgeving zoals de spijkers en losse stenen naar Trevor. -Trevor staat moeizaam op, wat het teken is voor Caleb om de ruïne in te stormen. -Caleb haalt één keer uit naar de onbedekte lichaamsdelen van Trevor met de roterende slinger - in volle vaart dus - -Caleb vliegt Trevor aan. Trevor staat nog vlak bij de muur en in hun val schampt Caleb met zijn arm de muur. -Caleb probeert Trevor kost wat kost tot pulp te slaan met in één van zijn handen de steen. -Caleb negeert het lijk compleet.
Er staan volgens mij wat foutjes in - ik heb er nog even scheef bij moeten zetten dat Caleb door Janaea weet dat het een grote gewonde dude is, ik weet niet of Soot dat in haar post heeft neergezet want het is al laat voor de verandering, en aangezien ik telkens wel zeg dat ik het aanpas maar het toch niet doe: ik weet het. sorry. vergeef me. het is weer eens drie uur. mijn ritme is echt bagger. ik hou van jullie. ))
De steen raakte Trevor en hij slaakte een kreet van pijn, waarna hij door Caleb tegen de grond werd gebeukt/geslagen/wat er dan ook gebeurde in die paar seconden van uiterste verwarring. Vanwege de pijn van zijn wonden en het beestachtige fanatisme van Caleb had hij nauwelijks kans om zich te verdedigen. Hij wist Caleb nog wat blauwe plekken en een bloedneus te bezorgen, maar winnen was er niet bij. Hij wist het eigenlijk al vóórdat er bloed uit zijn mond naar buiten kwam en hij krachteloos op de grond zakte... Hij vergat zijn ogen te sluiten, maar stierf niettemin. |
| | | Janaea Spurling
PROFIELAantal berichten : 120 Registratiedatum : 19-08-13
| ◊Onderwerp: Re: [DAG 2] We found water. Now what? | zo feb 16, 2014 7:58 pm | |
| Janaea had geen flauw idee wat voor schade zij nog aanrichtte, maar het effect van Calebs aanval was zeker te merken en resulteerde in opnieuw een kanonschot. Janaea pakte Bob en de emmer en liep om (dat was nou eenmaal minder ingewikkeld dan over dat nauwe muurtje heen klimmen) en ging de ruïne in. Ze zag dat Caleb echter niet ongeschonden uit de strijd was gekomen. Er liep bloed uit zijn neus en hij leek een beetje beurs, maar verder gelukkig nog helemaal heel. “Gaat het?”, vroeg ze, terwijl ze naar het lichaam van de dode jongen staarde. Zijn ogen leken naar haar te staren, maar ze wist dat hij haar niet langer kon zien – dat hij er niet langer was. Het maakte haar een beetje verdrietig, net zoals het lichaam van het meisje dat ook nog steeds in de kamer lag. Janaea besloot zich maar snel ergens anders op te richten, want hoe meer ze hier over na ging denken, hoe erger alles leek. Terwijl Caleb keek of de overleden Tributen nog iets van waarde bij zich hadden gedragen om eventueel mee te nemen, stelde Janaea voor om weer naar buiten te gaan.
Van de Hoorn was weinig over. Het was vreemd om deze plek nu zo te zien, zeker nu het zo leeg was en overal dingen leken te liggen. Caleb begon voor de zekerheid de directe omgeving te controleren op meer potentieel gevaar, terwijl Janaea Bob en de emmer midden op het plein neerlegde, zodat ze haar handen vrij had om interessante voorwerpen op te kunnen pakken. Veel wapens, zoals pijlen en de bijbehorende bogen, waren echter in vele stukjes geblazen. Ze realiseerde zich nu hoe veel geluk ze hadden gehad dat ze ten tijde van de ontploffing niet in de buurt waren geweest. Wat ze vond waren vooral zwaar beschadigde messen en zwaar misvormde zwaarden, die ze zelf niet graag nog in handen zou hebben. De kans dat je jezelf zou verwonden leek aanzienlijk aanwezig, maar desondanks zou ze deze wapens ook niet graag in handen van vijanden laten vallen. Ze zagen er nog steeds vrij dodelijk uit.
“Caleb?”, riep Janaea toen, terwijl ze een eveneens kapot voorwerp van de grond raapte. “Misschien dat we nog iets beters vinden, maar dit is het beste wat ik tot nu toe ben tegengekomen.” De jongen kwam haar kant uit en Janaea overhandigde iets wat voor de ontploffing door had kunnen gaan voor een bijl. Nu was de steel ongeveer de helft korter en leek het aangevreten door ongedierte. Ook het ijzeren (of stalen, waar het dan ook van gemaakt was) gedeelte was niet meer helemaal je van het, hoewel hij waarschijnlijk nog scherp genoeg was om dodelijk te zijn. Voor zichzelf pakte ze een mes dat er nog aardig uitzag en dat niet al te moeilijk was om te dragen. Vervolgens keerde ze terug naar Bob en de emmer, die ze weer in de arm nam. “Ik heb een mes gevonden,” vertelde ze toen aan Caleb, terwijl ze liet zien wat ze had gevonden. Ze hoopte van harte dat er voor Caleb snel iets beters te vinden was, want die bijl zag er behoorlijk triest uit. Een beetje macho gast zou zich waarschijnlijk ter pletter lachen bij het zien van dat, maar dat deed Janaea denken. Wie is er hier nog macho?
“We moeten nodig wat eten,” mompelde Janaea, niet veel later, toen ze het idee kreeg dat het weer donkerder begon te worden. Nu het nog kon, kon ze beter op zoek gaan naar eten. Ze hield er niet van om ver bij Caleb weg te gaan, maar het was beter als ze allebei iets nuttigs deden. “Ik ga kijken of ik daar iets eetbaars kan vinden,” glimlachte ze, terwijl ze duidelijk maakte dat Caleb verantwoordelijk was voor Bob. Zelf nam ze de emmer – die ze wonderbaarlijk genoeg nog geen naam had gegeven, maar als ze dat wel zou doen, dan werd het waarschijnlijk iets als Els. Ja, dat klonk wel leuk – en ging ze gewapend met een mes een zijweggetje in. Ze wist niet of Caleb blij was met het voorzichtige dwalen, maar ze vermoedde dat ook hij wel een hapje eten lustte. Als ze nog veel langer niets naar binnen zouden krijgen, dan kon iedereen hen zeker horen aankomen – of ze zouden gewoon neervallen van ellende. Één van beide.
In de emmer bevond zich nog een aardig laagje water, waardoor Els – verdorie, heeft dat ding toch een naam! – best wel een beetje zwaar werd. Niet lullig bedoeld natuurlijk. In feite was Janaea heel erg blij met Els, want zo waren ze tenminste in staat om water en eventueel andere spullen te vervoeren. Dat was nu ook het plan. Als ze eten zou vinden, dan kon ze een klein voorraadje inslaan en vervoeren met behulp van Els. Niet heel erg ver van het plein zag Janaea inderdaad een soort bosje. Er zaten bessen aan, maar ze kon de soort niet herinneren. Ze zagen er smakelijk uit, maar de kleur van de besjes maakte haar wantrouwig. Er waren genoeg bessen die niet zo gezond waren, dus nam Janaea het zekere voor het onzekere en zocht ze verder. Ze liep nog een paar meter verder, waar ze als een nieuwsgierige puppy de omgeving begon te verkennen. Was er nog iets te vinden? Ze wilde namelijk niet te ver verwijderd raken van het plein. Je wist maar nooit wie of wat ze tegen zou kunnen komen! Haar mes hield ze dan ook in de hand, mocht ze onverwacht aangevallen worden. Na goed kijken viel Janaea’s blik op een goed verstopt nog een stukje groen, dat verscholen ging achter het eerder gevonden bessenstruikje en gelegen in een soort steegje. Bramen! dacht het meisje, toen ze de vruchten van het struikje zag. Deze vruchten vertrouwde ze wel en ze begon meteen te plukken. Sommige vruchten waren nog aardig rood, maar er zaten ook heel mooie donkere exemplaren tussen. Ze plukte de grootste en donkerste vruchtjes en niet te veel, omdat ze waarschijnlijk niet heel lang houdbaar waren. Ze kon beter later nog een keer terug moeten lopen, dan dat ze nu te veel plukte en een deel verloren zou gaan.
Er eindigde nog een aardige hoeveelheid bramen in Els. Zo werden de bramen meteen ook een beetje gewassen, hoewel ze zich niet veel zorgen maakte om het water dat ze hadden verzameld om het drinken. Als ze niet vermoord werden door gebrek aan water, eten of de hitte, dan zou een beetje modder hen toch zeker niet wel de das om doen? Ze keerde terug naar het plein. “Caleb?” Janaea wilde niet te luid zijn, maar kon op het eerste gezicht geen knappe, donkere jongen zien. Hij zou toch niet weggegaan zijn? Dan was ze straks alleen! Waar was Bob?! De paniek begon een beetje toe te slaan, waarna ze de naam van de jongen iets luider begon te roepen. “Janaea?” De opluchting! Het was Caleb, die met een ietwat angstaanjagend voorwerp op haar af kwam lopen. Blijkbaar had hij het kamp opgeslagen in een ruïne, waar ze de nacht door konden brengen. Maar wat was dat ding in zijn handen? Een soort knots met punten? Het was in ieder geval iets dat Janaea graag ver bij zich uit de buurt wilde houden. Ze glimlachte echter, toen ze de inhoud van de emmer aan haar bondgenoot toonde. “Ik zal er iets van proberen te maken.”
Ze gingen de ruïne weer in, waar ze nog maar net genoeg konden zien om daadwerkelijk iets nuttigs te doen. Nadat Janaea Bob een dikke knuffel had gegeven, begon ze met het wassen van de bramen. Ze legde wat blaadjes van het eerder geplukte kruid op twee stukken ijzer, die waarschijnlijk afkomstig waren van één of ander wapen. De bramen verdeelde ze vervolgens in het voordeel van Caleb, van wie ze vermoedde dat hij meer eten kon gebruiken dan zij. “Eet smakelijk,” glimlachte ze.
Beide Tributen begonnen meteen te eten. De enorme smaakexplosie die ineens plaatsvond in Janaea’s mond was hemels, maar ze had te veel honger om er echt van te kunnen genieten. Afgewisseld met een blaadje Slangenkruid – wat op de lange termijn leverschade kon veroorzaken, maar wat dan nog – at ze haar bord binnen enkele minuten leeg. Ze was zowaar verzadigd, of in ieder geval had haar maag geen flauw idee wat hem ineens overkwam. Ook Caleb zag eruit alsof hij genoten had van de bramen.
Het duurde niet lang voordat het weer helemaal donker was, met uitzondering van het maanlicht dat het plein nog enigszins verlichtte. Vanuit de ruïne hadden ze aardig uitzicht op het plein en op één van de grote straten die met het plein verbonden waren. Janaea vermoedde niet dat er iemand op dit tijdstip naar het plein zou komen, maar toch besloot Caleb dat ze deze nacht om de beurt zouden slapen, zodat er altijd één van beide de wacht kon houden. Ze zaten nu eenmaal op een plek die iedereen kende en die centraal leek te liggen in de Arena. De kans dat er meer mensen terug zouden keren naar de plaats van waar het allemaal begon, achtte ook Janaea aardig groot, dus stemde ze in met het plan. Ze probeerde daarom niet veel later lekker te gaan liggen, allang blij dat het niet meer zo warm was als overdag, en sloot haar ogen, wetende dat ze over niet al te lang weer oog in oog zouden staan met de Tributen die dankzij hen de dood hadden gevonden.
OOC: Godmoden met toestemming. - Caleb en Janaea doorzoeken eerst de ruïne van de vermoorde Tributen in de hoop iets nuttigs te vinden. - Daarna gaat Caleb controleren of de omgeving van het plein veilig is en gaat Janaea wapens rapen. Ze vindt een mes voor zichzelf en een verminkte bijl voor Caleb. - Janaea gaat eten zoeken en vindt bramen. - Caleb verzameld hun spullen in een ruïne, waar ze zullen slapen. - Ze eten de bramen. - Caleb besluit dat ze om de beurt gaan slapen en Janaea is de eerste die haar ogen mag sluiten. |
| | | Gesponsorde inhoud
| ◊Onderwerp: Re: [DAG 2] We found water. Now what? | | |
| |
| | | | [DAG 2] We found water. Now what? | |
|
Soortgelijke onderwerpen | |
|
| Permissies van dit forum: | Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
| |
| |
| |