Een RPG-forum gebaseerd op de Hongerspelen. Maak een personage aan voor een van de districten en doe mee aan de Hongerspelen!
 
IndexLaatste afbeeldingenZoekenRegistrerenInloggen

N

O

S

A

E

S

S

T

H

G

I

L

T

O

P

S

Personage van het seizoen
Milly Butterworth
Winnares 1e Spelen
Sage Malone
Winnares 2e Spelen
Madelynn Bristow
Winnares 3e Spelen
Solar Gbadamosi
Winnares 4e Spelen
Kasa Locklear

F

F

A

T

S

Admini
Cecilia Peak
Admini
Tyrell Peak
Moderator
Nike Foxglove
Moderator
Matthew Mills

S

T

I

D

E

R

C

© 2013 - 2015
De Hongerspelen RPG is ontworpen en gemaakt door de Adminies en is gebaseerd op de Hongerspelen trilogie van Suzanne Collins.

Deze skin is getest op
Google ChromeMozilla Firefox

Deel
 

 Dion's Nano

Vorige onderwerp Volgende onderwerp Ga naar beneden 
AuteurBericht
Dean Webster
District 8
Dean Webster

PROFIELAantal berichten : 239
Registratiedatum : 05-08-13
KARAKTER
Karakter Informatie
Geslacht: Man
Beroep: Multifunctioneel
Leeftijd: 14

Dion's Nano Empty
Onderwerp: Dion's Nano | ma nov 03, 2014 5:43 pm

Ze rook naar bloemen en zeewind, ondanks dat ze nooit parfum droeg en nooit in de buurt van zee te vinden was. Ze had me ooit verteld dat ze van bloemen hield, en dan het liefst in onwaarschijnlijke kleuren. Ze had het dan over kleuren die niet gewoon waren om tegen te komen in de natuur, zoals groen dat was. Ze hield van blauw, van paars, van rare kleurcombinaties waar menig fashionista zich om van zou draaien in hun modieuze graf. En elke keer, zonder uitzondering, drukte ze me op het hart dat ze écht wel wist dat blauw veel voorkwam. De hemel boven ons als we op een kleed in het gras lagen. De kleur van water, ondanks dat we nog nooit écht blauw water hadden gezien - al het water was groen. Maar we droomden van een blauwe zee en witte stranden en hoopten dit ooit ook mee te mogen maken. Hoopten dit ooit te mogen aanschouwen.

De zeewind was een ander verhaal. Er was nergens een zee of zelfs een meer in haar buurt te vinden. Dat weerhield haar niet van het urenlang staren naar foto's. Elke foto bezat minstens één onderdeel wat in alle andere foto's terug te vinden was. Water. Een prachtige, blauwe zee, of een meer wat zo helder was dat je de bodem kon zien, dat je niet zag hoe diep het precies was. Ze hield ervan, en ik hield van haar, dus ik hield er ook van.

We maakten plannen om het ooit eens te zien. Ik, die wel naar de zeeën was geweest, had met eigen ogen gezien hoe overweldigend een groene zee al kon zijn. Ik had haar de verhalen verteld, keer op keer, terwijl ze met haar ogen gesloten in bed lag en ik afwezig vlechtjes maakte in haar goudblonde haren. Ze vroeg me geregeld of ik haar een verhaal wilde vertellen over de zee, tot de dag dat zij het met eigen ogen kon zien. We telden de dagen af, hadden een speciale kalender opgehangen en om de dagen die gepasseerd waren, door te kruisen. Rode kruizen voor mij, blauwe voor haar, want blauw was haar lievelingskleur en ik vond het niet erg om de kleur van liefde te zijn. Daarbij stonden deze kleuren voor onze persoonlijkheden, alsof de kleuren, alsof wíj voor elkaar gemaakt waren. Zij was blauw, kalm en wijs, verlegen en toch onderzoekend, daar ze alles wilde weten wat er te weten viel. Ik was rood, onbestendig, emotioneel, vol passie en vastberadenheid. Ik was haar rots in de branding en zij was mijn veilige haven.

Ik weet niet meer of ze ook echt zo rook, maar die geur is me bijgebleven en elke keer als ik aan haar denk, ruik ik het weer.

De plannen werden met de dag meer en meer uitgebreid en we spaarden alles wat we konden sparen. Als we dan toch op reis gingen, dan konden we het maar beter goed doen. Haar ogen lichtten op als ze erover sprak en wanneer ze op haar laptop aan het zoeken was naar nieuwe bestemmingen - want naast zeeën en meren, wilden we ook bergen en dorre woestijnen zien, de steppe en de savanne, misschien zelfs de jungle. We wilden alles zien wat we hier niet konden zien en hier zagen we alleen maar grijs. We waren omringd door beton en gigantische flatgebouwen en ondanks dat dat zeker een bepaalde schoonheid bezat, waren we op zoek naar andere soorten van de schoonheid van de aarde. Dit keer moest het iets zijn wat door de aarde zelf was gemaakt, en niet door mensenhanden, zoals dat zo veel was.

Tijdens haar zoektochten op het internet, ontwaakte ze me elke tien minuten uit de fantasiewereld waar mijn boek me in had getrokken, om te laten zien wat ze had gevonden. Haar mondhoeken omhoog, haar lippen van elkaar zodat haar gebit, met ietwat scheve ondertanden, me vrolijk begroette. En altijd begon ze te vertellen wat ze had gevonden en ze kon nooit stil blijven zitten van opwinding. Ze eindigde haar vertellingen altijd midden in haar zin, nadat ze haar stem langzaam had laten wegsterven, en keek me dan aan met een pijnlijke blik in mijn ogen aan. Ze verontschuldigde zich, ondanks dat ik haar keer op keer had verteld dat het niet erg was. Ik wílde dat ze praatte, want haar stem was als de eerste jonge krokussen die hun weg hadden weten te banen uit een voorheen bevroren aardlaag. Ze was prachtig en ik niet, maar ze straalde zo veel schoonheid uit dat ik me in haar bijzijn nooit de mindere voelde.

Ik zou willen dat ik haar nog een keer kon zien.

We hadden alles geregeld. Onze koffers waren gepakt. Onze tickets lagen op het buffetkastje in onze woonkamer. Ik staarde naar de foto's die ze aan de muur had gehangen, waarop prachtige landschappen te zien waren. Zonsopkomsten, zoutvlaktes, gletsjers, en combinaties van alle mogelijke wonderen der natuur. Het was onvoorstelbaar dat dit bestond en het was onwaarschijnlijk dat wij, twee simpele mensen, dit ooit met eigen ogen zouden mogen aanschouwen. We konden niet begrijpen dat na jaren van anticipatie, de tijd bijna daar was. Het was te gek voor woorden dat wij onze droom waar konden maken. Dat ze eindelijk de zee kon zien. Dat ik weer naar buiten zou gaan.

Ik herinner me nog goed hoe haar handen de mijne stevig vastpakten en haar ogen zich vulden met tranen.

En ondanks dat ik niet meer weet hoe ze precies rook, alle andere herinneringen zijn nog altijd levensecht. Ik zie ons alles herbeleven, elke dag, elke nacht. Ik herleef ons verleden, elke miezerig detail en negeer onze toekomst die nooit heeft mogen bestaan. Zij is het enige wat er nu nog is en ik weet niet eens hoeveel tijd er is gepasseerd, maar ik hoop dat zij me niet is vergeten. Ik denk dat zij me niet zou kunnen vergeten, want wat zij voor mij betekende, dat betekende ik ook voor haar. Haar bloemen, haar zeeën, haar zijdezachte lippen die de mijne voor de laatste keer kusten.

Ik hoop dat, waar in de wereld ze nu is, ze mij naast zich voorstelt, en dat we op die manier onze reis hebben kunnen maken.



Nano part 3 - 1.039 woorden
Terug naar boven Ga naar beneden
http://imetaltheworld.tumblr.com/
Dean Webster
District 8
Dean Webster

PROFIELAantal berichten : 239
Registratiedatum : 05-08-13
KARAKTER
Karakter Informatie
Geslacht: Man
Beroep: Multifunctioneel
Leeftijd: 14

Dion's Nano Empty
Onderwerp: Re: Dion's Nano | do nov 06, 2014 1:39 am

Een hand om elke arm en haar eigen armen op haar rug. Het was al zeker een uur dat ze zo had gelopen en er leek maar geen einde aan te komen. Het stellen van vragen had ze al snel afgeleerd, maar de woorden brandden op haar tong als geen ander. 'Hoe lang nog?' Had ze zichzelf ontelbare keren afgevraagd in de tijd die ze wakker was. Ze gokte op een uur, maar tijd was een verraderlijk iets als je op niks anders dan je gevoel af kon gaan. Er was niks anders dan duisternis in de huidige wereld van Terra, ondanks dat ze de zonnestralen nog altijd kon voelen. Klein probleem was dat het zomer was en de dagen hierdoor lang waren. Het was warmer dan vanochtend, maar of dat kwam omdat het een uur later of een halve dag later was, dat wist ze niet. De enige manier waarop ze daarachter kon komen, was door dat te vragen en dat was nou juist iets wat haar was verteld niet te doen.

Het was dan ook geen fijn gevoel toen de warmte van de zon opeens van huid verdween. Ze bewoog onrustig met haar armen, hopend zo de zon terug te laten komen. De plotselinge daling in temperatuur vertelde haar echter dat dat niet zou gaan gebeuren: ze waren nu op een plek die overdekt was. Dat was slecht nieuws.
De grip om haar armen werd steviger terwijl ze werd meegevoerd. De grond onder haar voeten was net zo onregelmatig als dat was geweest in het zonnige deel, maar met elke minuut die ze doorliepen, leek dit wel onregelmatiger te worden. Het liep iets moeizamer dan het eerdere gedeelte, plus het feit dat het hier koeler was, maakte dat Terra niet kon wachten tot deze reis voorbij was. Ze hoorde takken doormidden breken op de plekken waar ze haar voeten neerzette en aangezien ze ditzelfde geluid herhaaldelijk hoorde uit de buurt van de mensen om haar heen, durfde ze voorzichtig de conclusie te trekken dat ze haar in ieder geval niet als enige door een rotstuk liepen lopen. Daarbij kwam dan wel kijken dat zij - zover ze wist - de enige was die het zicht was ontnomen. De enige reden dat ze niet meteen bang was om hard te vallen, was omdat ze werd vast gehouden door twee personen. Of ze haar tegen zouden houden, moest ze vallen, was dan wel weer de vraag.

Het verbaasde Terra hoe ze zo kalm bleef, zelfs na al die tijd, ondanks dat ze in een nare situatie zat en deze niet snel leek te veranderen. Ze voelde hoe haar hart bonsde en de palmen van haar hand klam begonnen te worden ondanks dat de temperatuur nog steeds langzaam daalde. Haar ribben deden pijn, haar voeten gingen zeer doen en zelfs haar rug begon te protesteren. Ze liepen al eeuwen en het begon ondertussen wel een beetje vervelend te worden. Dat was het vanaf het begin al geweest, maar toen deden haar benen ook nog geen zin en strompelde ze ook nog niet over takken en knisperende bladeren.

Ze wist dat ze in de problemen zou komen als ze nog één keer haar mond open zou trekken - dat was haar meteen duidelijk gemaakt en nu ze langer liep, voelde ze haar ribben steeds beter. 'Die stomp was echt niet nodig,' dacht ze pissig, denkend aan de vuist van één van de mensen om haar heen, die contact had gemaakt met haar ribben toen ze voor de vijfde keer had gevraagd wat ze nou van haar moesten. Het was niet zeker of ze hier heelhuids vanaf zou komen, en om nu al haar geluk te pushen leek haar zelfs iets te optimistisch voor haar - en dat wilde wat zeggen. Er kon echter niet altijd een beschermengeltje op haar schouder blijven zitten. Wie weet was hij nu al weg.

Om zichzelf af te leiden voor zolang het kon, om het eventuele eruit floepen van woorden die ze vooral niet moest spreken te voorkomen, probeerde Terra zich zo veel mogelijk te focussen op de buitenwereld. De mensen om haar heen - als die er überhaupt nog liepen, want ondanks dat ze weldegelijk het geknisper van bladeren onder de voeten van mensen horen, wist ze niet hoe veel mensen er daadwerkelijk waren - waren muisstil, waardoor ze de geluiden om haar heen goed van elkaar kon onderscheiden. Ze ademde langzaam in en uit en probeerde in zo'n regelmatig mogelijk tempo te lopen, zodat ze die geluiden buiten kon sluiten. De vrouw spitste haar oren en bewoog haar hoofd voorzichtig een beetje heen en weer.

Naast het kraken van de takken en het knisperen van de bladeren, leek Terra hoog boven zich iets van een beweging te horen. Het was zacht en ruisend en elke keer als ze geruis hoorde, hoorde ze een soort golfbeweging - ze kon niet op het woord komen, maar ze hoorde het geluid ergens beginnen en dan steeds verdergaan van de ene plek naar de ander, alsof er iets werd doorgegeven. Door de temperatuur van de omgeving, die zo plotseling was gedaald toen ze van het zonovergoten gebied naar dit gebied was gebracht, en het verdwijnen van de warmte van de zon, gokte ze erop dat ze een bos in waren gelopen. Het leek haar echter niet geheel logisch, daar ze nog niet over of onder een boom heen was geleid, wat in zou houden dat ze op het pad liep. Ze vond echter - en dit wist ze door haar eerdere boswandelingen, die wèl vrijwillig waren geweest en waarbij ze tenminste iets kon zien - dat er wel heel erg veel bladeren en takken op de grond lagen. Dat was onlogisch, want het was midden in de zomer. Zover Terra wist, hadden delen van een stad geen last van een plaatselijke seizoensomslag. Niet waar zij vandaan kwam.

Aangezien Terra er niet uitkwam waarom het zo was als het was, met het geritsel van bladeren hoog boven haar hoofd en het knisperende geluid van de bladeren die onder haar voeten vermorzeld werden, besloot ze zich op andere geluiden te focussen. Weer spitste de vrouw haar oren en het kostte haar nog geen seconde om op te worden geschrokken van een geluid direct naast haar.
De man - zo te horen was het een man - nieste. En hard.
"Gezondheid," mompelde Terra zo zacht als ze kon. Niet zacht genoeg, want vanaf de andere kant boorde een harde vuist zich in haar rug wat ervoor zorgde dat Terra, die dat letterlijk èn figuurlijk niet had zien aankomen, gilde van de plotselinge explosie van pijn, door de schok naar voren viel en slechts centimeters voor de grond werd gestopt door de mensen die haar armen vasthielden. Dat zorgde voor een flinke pijnscheut in haar armen en schouders, wat ze hen niet in dank afnam, maar het was beter dan een gebroken neus en een paar tanden die niet meer op hun plek hadden gezeten, aangezien dat het alternatief was geweest. Dan maar pijnlijke armen, die had ze gelukkig toch nog niet. Het zag er ook niet naar uit dat ze die snel nodig zou hebben, aangezien die nog steeds vastgebonden achter haar rug zaten.

De mannen - ze durfde nu wel met zekerheid te zeggen dat het mannen waren, en nog flinke exemplaren ook - tilden haar moeiteloos weer omhoog zodat ze weer rechtstond en één van de twee porde haar meteen tussen haar schouderbladen ten teken dat ze door moest lopen. Heel even stond Terra op het punt te vragen of de mannen ook niet mochten praten, want het enige wat tegen haar was gezegd, was.. niks. Er was niks tegen haar gezegd. Ze was uit haar huis geplukt waar ze haar al hadden geblindoekt, daarna aan de rand van een veld of weiland de wagen uit gezet, of iets met gras en planten wat ergens op een open plek was, waarna ze met een stel mensen die waarschijnlijk ook in de auto - of bus, zelfs dat had ze niet gezien - waar ze in was geladen hadden gezeten, uit de auto waren gezet en tot dit punt hadden gelopen. Niemand had wat gezegd. Er was zelfs niet tegen haar gezegd dat ze niet mocht praten, ze had zelf gewoon de hint opgevangen door de klappen die ze kreeg. Het feit dat er níemand iets had gezegd, zo bedacht ze nu, deed haar denken dat er misschien wel meer mensen waren die niks konden zien en nu werden vastgehouden. Nu ze er op lette, leek ze zelfs wel meer mensen te horen dan ze had gedacht. Dat kon echter ook fantasie zijn. Ze had geen idee hoe veel mensen er waren. Het waren er in ieder geval meer dan twee.

Het leek Terra niet erg interessant om hierover te blijven denken als er niks was wat ze eraan kon doen, en om die reden richtte ze het kleine beetje aandacht was ze overhad, op haar omgeving. Ze voelde nu duidelijk de aanwezigheid van de mannen naast haar, ondanks dat ze hadden besloten dat ze haar niet meer continu vast hoefden te houden en er geen fysiek contact meer was. Ze straalden hitte uit die Terra kon voelen op haar blote armen, ondanks dat ze er geen idee van had wat de afstand was tussen haar en de mannen. Ze kon van één van hen de ademhaling horen en het verontrustte haar lichtelijk. De man ademde gejaagd, alsof het hem moeite kostte of hij net een gigantische inspanning had geleverd, maar het enige wat hij had gedaan was haar weer overeind hebben getild na geniest te hebben. Onwillekeurig vroeg ze zich af of hij misschien allergisch was voor de buitenlucht, of hooikoorts had, maar ze had hem verder nog niet gehoord tot hij zojuist nieste.

Na weer een tijd gelopen te hebben, dacht Terra ook een ander geluid te horen. Ze had zich al een tijd lopen vermaken met het geluid van de fluitende vogels en het geruis van de wind die door het bladerdek boven met zijn omgeving speelde, maar nu hoorde ze iets anders. Het was veel lichter, maar ook veel regelmatiger dan alles wat ze tot nu toe had gehoord. Ze hoorde ook andere geluiden uit dezelfde richting, haar linkerkant, wat ze herkende als geplons. Het lichtje ging branden en Terra wist precies waar ze was. Er was maar één bosachtig gebied wat uitkwam op een plek met water in haar directe omgeving en het leek haar sterk dat ze al heel veel verder hadden kunnen komen. Puur uit hoop, en omdat ze alleen een kans zou hebben om te ontsnappen als ze in een gebied was waar ze een groot voordeel had, bad ze dat ze dacht waar ze was.

Het kabbelen en plonzen klonk steeds dichterbij naarmate ze langer liepen. Langzamerhand kreeg Terra het steeds wat warmer. Ze kreeg het vermoede dat het bos waar ze inliepen steeds dunner werd, wat voor de vrouw een opluchting was. Ze hoopte dat het einde in zicht was en dat ze hier zouden stoppen, vlakbij het water. Ze snakte naar antwoorden en uitleg, hoewel ze dondersgoed wist waarom men haar had meegenomen. Dat maakte echter niet dat ze het een tof iets vond en dat ze niet om haar leven gaf, en het leste haar dorst naar antwoorden zeer zeker niet. Dit werd echter alleen maar erger naarmate ze de grond onder haar voeten voelde veranderen van takken en bladeren, naar voornamelijk bladeren. Ze voelde de zonnestralen weer op haar huid, slechts af en toe, toen de grond meer zand leek te zijn dan bladeren. Ze waren op het zandstrandje langs de rivier aangekomen. Het leek geen logische plek om iemand naartoe te brengen als je haar net had ontvoerd, daar de rivier zeker in de zomer een drukbezochte plek was en er geregeld aan de oevers mensen zaten te vissen. Terra herinnerde zich een viswedstrijd waar ze zelf aan mee had gedaan met haar vader en opa, nog voordat alles fout ging. Ze kreeg bijna een glimlach op haar gezicht, maar herinnerde zich net op tijd dat dit niet de ideale situatie was voor een gelukzalige glimlach op een gezicht van een geblinddoekte vrouw.

De helde pijn in haar rug waar ze last van had gehad sinds dat ze daar was geslagen, was nu een zeurderige, pulserende plek geworden die iets in pijn was afgenomen, maar alsnog erg vervelend was. Haar ribben belemmerde haar nog steeds een beetje, hetzij het steeds minder en minder werd. Haar armen waren helaas nog lang niet hersteld van de net niet val die ze had gemaakt. Misschien dat ze toch minder lang had gelopen dan ze had gedacht. Maar alsnog had ze veel gelopen en dat voelde ze. De terugreis, en ze ging er vanuit dat ze die zou gaan maken, zou geen prettige reis worden.

"STA STIL!" De woorden klonken als kanonsschoten die slechts een meter bij haar vandaan werden afgevuurd en Terra sprong de lucht in van schrik. Door haar eerdere ervaringen met het negeren van de bevelen van haar ontvoerders, zelfs al waren de bevelen niet uitgesproken, stond ze met trillende benen paraat voor de pijn die zou komen door het schrikken. Er kwam niks. Verward stond Terra stil, onderhand trillend over haar hele lichaam en niet meer alleen haar benen. Wanneer dat was gebeurd, wist ze ook niet. Ze probeerde zich uit alle macht stil te houden, niet te laten zien dat ze bang was. Was ze bang? Ze wist het niet. Ze had echter betere dingen te doen dan hier op het zand stil te staan en te wachten op het oordeel van de zware stem die haar zojuist had bevolen stil te blijven staan.

"Doe het." Klonk een kille, hoge stem. Het was niet de stem van de man die ze net had horen spreken. Dat was een zware stem geweest, warm en vol. Het kon met geen mogelijkheid dezelfde stem zijn. Dit was een stem die ze nooit had gehoord en zelfs niet voor mogelijk had gehouden dat ze zoiets ooit zou horen. Het klonk raar en onmenselijk en Terra begon te twijfelen of ze toch echt wel wist waarom ze hier was. Dit klonk als iets anders, iemand anders, iets wat niets met haar te maken had. Ze wist wie haar vijanden waren, wist alles wat er over hen te weten was en wist misschien meer van hen dan zijzelf deden. Maar deze stem, die behoorde niet toe aan een mens. Dat kon niet. En zo wel, dan had die persoon enorme problemen.

Met een ruk werd haar blinddoek naar beneden getrokken en Terra kneep haar ogen samen vanwege het plotselinge licht. Ze werd ruw richting de grond geduwd door de mensen die haar eerder vast hadden gehouden, hun grote handen op haar schouders terwijl haar handen nog achter haar rug zaten vastgebonden. Ze gaf niet mee en probeerde zo recht mogelijk te blijven staan ondanks de grote kracht die op haar werd gezet om haar naar beneden te krijgen. Een simpel duwtje met iemands voet in haar knieholte zorgde er echter voor dat ze bezweek. Ze duwden haar op het zand zodat ze knielde voor de voeten van de persoon die ze nog niet kon zien vanwege het felle licht van de zon die boven hun hoofden scheen en werd weerspiegeld door het water van de rivier voor haar. Terra vocht om haar ogen weer open te krijgen, om te zien wat er gebeurde, wie het was, maar op het moment dat ze haar ogen weer kon opende en direct haar blik op wat zich boven haar begaf vestigde, zag ze enkel de loop van een geweer die naar haar was gericht, en een vinger op de trekker.




Nano part 5 - 2.625 woorden
Terug naar boven Ga naar beneden
http://imetaltheworld.tumblr.com/
Ikram Nasrallah
District 4
Ikram Nasrallah

PROFIELAantal berichten : 92
Registratiedatum : 21-10-14
KARAKTER
Karakter Informatie
Geslacht:
Beroep:
Leeftijd:

Dion's Nano Empty
Onderwerp: Re: Dion's Nano | ma nov 10, 2014 12:57 am

Warning: The Last of Us: Left Behind DLC. Speelt zich direct na het eind van Left Behind af, dus als je TLoU speelt, kan je misschien 'm beter eerst uitspelen voordat je dit leest. Als je de DLC alleen niet hebt gespeeld, is het iets minder spoiler voor het verhaal, maar wel HOW DID IT HAPPEN spoiler. en zo. Is in principe wel leesbaar voor de mensen die het niet hebben gespeeld. Also f/f ship.

Riley stak haar goede hand uit naar Ellie, die hem dankbaar aannam. Ze werd met zo'n vaart omhoog getrokken dat ze bijna voorover viel. Gelukkig was daar Riley, die haar wist tegen te houden en ondanks de situatie nog moest lachen om de klungeligheid van Ellie. Ze was natuurlijk nog niet vergeten dat ze minder dan een halfuur geleden een enorme smak had gemaakt door van een steiger af te vallen op de grond en het was dan ook een wonder dat Ellie niks had gebroken. Maar zelfs als dat wel zo was geweest, dan zou ze er zeer binnenkort toch geen last meer van hebben.
"Is dit wel slim om te doen?" Vroeg Ellie, toen ze merkte dat Riley terugliep naar waar ze zojuist vandaan waren gesprint. Althans, dat gokte ze, maar ze gingen in zeker niet naar buiten en liepen nu in de richting van de met planken bedekte steigers, waar ze nog maar net af waren - en dat omdat de steiger waar Ellie op had gestaan, om was gekieperd. Alles had anders kunnen zijn, als het niet aan die stomme steiger had gelegen.

Het kostte echter veel meer moeite dan net, om te klimmen. Ondanks dat ze het nu rustig aan deden, waren ze gewond en moe. Daarbij kwam dat ze een spoor van bloeddruppels achterlieten, iets waar Ellie noch Riley gerust om was. Het meeste was onzichtbaar door de laag gras en mos die overal overheen was gegroeid, maar, zo had Ellie geopperd, het kon best zijn dat een Runner dat zou kunnen ruiken. Ze had tot vandaag nog nooit zoiets afschuwelijks gezien en ze wist ook niet precies hoe de gang van zaken was, maar het feit dat de kans bestond was al erg genoeg. Ze had geen zin in nog een confrontatie, al zou deze confrontatie aanzienlijk minder nut hebben dan een eerdere.

"Ik heb geen zin om weer te moeten knokken, als je het niet erg vindt," Mopperde Ellie toen Riley geen antwoord gaf. Deze was nu echter te druk bezig met zichzelf op de steiger te hijsen die hen toegang zou geven tot de eerste verdieping van het winkelcentrum om te antwoorden. Zonder te vragen of Riley überhaupt hulp wilde, ging Ellie onder haar staan en stak ze haar handen boven zich uit zodat ze Riley bij haar billen omhoog kon duwen.
"Hey!" Klonk het lichtelijk verontwaardigd - maar ietwat kortademig - vanaf boven, "Ik denk dat we elkaar eerst beter moeten leren kennen, voordat we elkaars konten gaan betasten!" Ellie hoorde gegrinnik en kon een glimlach zelf ook niet onderdrukken.
"Klim nou maar omhoog, we hebben tijd zat."

Het lukte Riley gelukkig om, ondanks haar gewonde hand, zichzelf op de planken van de steiger te krijgen. Zodra ze op de rand zat, liet ze zichzelf achterover zakken zodat Ellie alleen nog maar twee benen zag die over de rand bungelde.
"Luiwammes!" Maar het kostte Ellie ook de nodige moeite om naar boven te klimmen. Niet alleen was ze beurs van de smak die ze had gemaakt, ook de aanvallen van hersenloze wezens, allemaal groter en sterker dan zij, waren haar niet in de koude kleren gaan zitten. Dan was er natuurlijk ook nog die wond in haar arm, waar het bloed nog steeds uitliep - aanzienlijk minder hard dan eerst, maar elke keer als ze het bloed van haar arm veegde, zag ze kort daarna weer een druppel uit één van de gaten lopen. Ellie vroeg zich af of het op zou houden of dat ze uiteindelijk zou sterven door iets als bloedvergiftiging of bloedverlies. Of honger, want ze wist niet of er in dit 'verlaten' winkelcentrum eten te vinden was wat niet al een keer of twintig was weggelopen. Dat was het probleem met deze generatie: alles wat dood hoorde te zijn, zette het op een lopen. Binnenkort zij ook.

Met wat gehannes en geworstel, wist Ellie uiteindelijk één voet op het horizontale gedeelte te krijgen en wist ze zich met haar linkerbeen genoeg af te zetten op de stalen buis om zichzelf omhoog te kunnen trekken. Ze greep zich vast aan de plank, die niet veel grip bood, en wist zo zichzelf in veiligheid te brengen. Riley lag nog steeds voor pampus en toen Ellie beter keek, zag ze dat haar ogen gesloten waren. Paniek schoot als een bliksemschicht door haar toch al gekwelde aderen toen ze dat besefte en binnen een seconde had ze de afstand tussen zichzelf en het andere meisje overbrugd en had ze haar handen op de schouders van Riley. Haar ogen schoten gelukkig open, wat er dan weer voor zorgde dat Ellie een halve meter naar achter sprong uit reflex en luid begon te vloeken.
"Ik dacht dat je dood was of zo!" Riep Ellie naar het meisje wat nu overeind was gekomen en gedesoriënteerd naar haar vriendin keek.
"Op een bepaalde manier ben ik dat ook," Mompelde Riley, die haar ogen neersloeg. Ellie keek haar aan en draaide zich om, zodat ze naast Riley met haar benen over de rand zat. Ze sloeg haar arm om Riley heen en trok het meisje voorzichtig tegen zich aan.
"Wat is er gebeurd met de vechtersmentaliteit die je daarnet nog had?" Vroeg Ellie. Ze draaide haar hoofd richting dat van Riley, zodat hun voorhoofden elkaar aanraakten. Ze zag dat Riley haar ogen weer gesloten had en ze bleven ook gesloten toen Ellie voorzichtig haar wang aanraakte en ook toen ze haar hoofd iets schuiner hield en voorover boog, waardoor hun lippen elkaar raakten.

Het was slechts van korte duur, want na enkele seconden verbrak Riley het contact en stond ze op.
"Niks. Die is nog steeds van de partij. Gaan met die banaan!" Ze hield wederom haar handen uit om verwarde Ellie omhoog te helpen, welke ze dankbaar aannam. Met de nodige moeite kwam ze overeind en toen ze eenmaal op de steiger stond, draaide ze zich richting de grote raamkozijnen. De zon was onder aan het gaan. Vanuit de verte klonk de  herhaling die elke tien minuten weerklonk van de omroep die doorgaf dat de avondklok was ingegaan. De omroep was zich al een langere tijd aan het inhalen. Ellie had Riley's hand nog steeds vast toen ze voorzichtig dichter naar het raam toe liep. Vanuit de plek waar ze nu stond, kon ze één van de weinige wachtposten bovenop de muur zien die hun stad zou moeten beschermen van de Geïnfecteerden. Maar zoals iedereen dat wist, wist ook Ellie dat hun bescherming niet waterdicht was. Dat hadden zij en Riley net aan den lijve ondervonden.

Ellie bleef zeker tien minuten staan voor het raam, kijkend naar de wolken die langzaam rood en oranje kleurden, daarna roze, en daarna al hun kleur verloren door de ondergaande zon die nu was verstopt achter de hoge kapotte flats. Het was Ellie altijd een raadsel geweest dat ze die flats hadden laten staan, aangezien ze zo scheef stonden dat ze bij de eerstvolgende storm met gemak neer zouden kunnen gaan en de hele quarantainezone uit zouden kunnen roeien. Ze waren al met zo veel en als al die flats neer zouden gaan.. Nee, dat zou geen pretje zijn.
Ze begreep echter ook wel dat dat niet kon. De infectie was zomaar op komen zetten en had zich razendsnel verspreid door zowel de lucht als door de Geïnfecteerden die als enige doel hadden om de sporen te verspreiden tot de hele wereldpopulatie bestond uit niks anders dan hersenloze champignons. Ellie had zich regelmatig afgevraagd wat er zou gebeuren als er geen mensen meer zouden zijn. Zouden de Geïnfecteerden dan uitsterven van honger of ouderdom, of zouden ze overgaan op dieren? Zover zij wist, plantten Geïnfecteerden zich niet voor. Ze besmetten alleen, zoals zij en Riley nu waren besmet. Ze had het begin van de ziekte nooit op zien komen en zou ook het einde ervan niet zien. Tegen die tijd zou ze al lang veranderd zijn in een moordmachine.

"Hoe voel je je?" Had Ellie afwezig aan haar medeplichtige gevraagd. Ellie wist alleen dat het twee dagen zou duren voordat je goed heen was, en dat het daarna nog enige tijd kon duren voordat iemand die geïnfecteerd was, zichzelf compleet verloor. Het leek haar niet eens zo erg om een Geïnfecteerde te zijn - behalve dan het afslachten van compleet onschuldige mensen, dat was niet echt Ellie's ding - niet per se erger dan het zijn van een mens. Het verliezen van elk beetje menselijkheid dat ze had, dát leek haar erg. En het doorhebben. Ze zou het uiteindelijk vergeten, maar er zouden momenten zijn dat ze wist wie ze was. Ze had het zojuist nog gezien. Ze had de monsters horen kreunen van de pijn die hun transformatie met zich meebracht. Nee, misschien wilde ze toch geen Geïnfecteerde zijn. Dan liever een leven in angst in een stad waar ze nooit uit zou kunnen, met een regering die zo corrupt was als maar kon.

"Ik voel me raar." Het antwoord kwam van een paar meter verderop. Riley had haar hand losgelaten en was alvast gaan lopen. Ellie vroeg zich af of Riley door wilde gaan met waar ze gebleven waren voordat ze gestoord werden, of dat ze alleen hun achtergelaten spullen wilde ophalen.
"Raar?" Ellie draaide zich met een ruk om, de prachtige zonsondergang die het gebied van het laatste moois in de wereld voorzag achter zich latend. Ze zag Riley knikken.
"Kan dat zo snel gaan?" Ellie keek naar de tandafdrukken die in diep in haar arm waren geplant. Ze waren gestopt met bloeden, maar zagen eruit alsof ze ieder moment weer open zouden springen. Ze kon echter aan de bloeddruppels op de grond zien dat de wond in Riley's hand nog steeds aan het bloeden was. Was dat omdat ze hem meer had gebruikt? Hadden de sporen zich daardoor sneller verspreid en was dat de reden dat Ellie nog niks merkte van de infectie.
"Het voelt verstopt in m'n hoofd. Ik heb geen idee of dat kan of dat ik het me inbeeld. De laatste keer dat ik met een Runner probeerde te praten, probeerde hij m'n nek van m'n romp te scheuren. Had niet echt de behoefte om nog een keer zo'n stunt uit te halen." Een mager glimlachje verscheen op het gezicht van Riley en ook Ellie's ooghoeken gingen even omhoog. De gedachte aan Geïnfecteerden was geen leuke gedachte. De gedachte werd voor hen ook nog eens verzwaard door het feit dat zíj nu ook Geïnfecteerden waren, zelfs al waren ze nog niet getransformeerd tot de hersenloze wezens die ze net met man en macht van henzelf af hadden proberen te vechten. En dan kwam er ook nog eens dat gedoe met dat ze samen gek zouden worden. Zouden ze dan veilig voor elkaar zijn? Zouden ze elkaar herkennen?

"Zouden er echt mensen zijn die immuun zijn?" Ellie was niet van plan geweest deze woorden hardop te spreken, maar had geen spijt van haar daad toen ze zich besefte dat Riley lid was van de Firefly. Ze wist dat de groepering stelselmatig werd uitgeroeid, maar net zoals ieder ander persoon in deze wereld wist ze ook dat de Firefly de enigen waren die nog altijd opzoek waren naar een medicijn tegen de ziekte. Natuurlijk zouden ze niet op tijd zijn voor haar en Riley, maar het was iets. Het was iets.
"Ik heb wel eens wat horen vallen tijdens de gesprekken met de andere leden," vertelde Riley mysterieus. Ellie trok haar wenkbrauwen op naar het meisje en gebaarde dat ze door moest gaan met vertellen, terwijl ze naar de plek des onheil liepen. "Er zijn.." Dramatische pauze, "geruchten."
"Jij gluiperd!" Riep Ellie, "Wát voor geruchten! Je kan niet midden in een informatievoorlichting besluiten niets te zeggen!" Ze stompte Riley speels tegen haar bovenarm.
"Oké, oké, niet slaan jij! Zoals ik daarstraks al zei, zijn er duizenden manieren geweest waarop we dood konden gaan en nog steeds kunnen gaan en ik wil geen 'Dood door Ellie' op mijn grafsteen." Ellie prikte Riley in haar zij.
"Vertel nou, stomkop!"
"Goed, goed. Er zijn dus geruchten geweest over mensen hier in Amerika die immuun zijn. Blijkbaar zijn ze enorm zeldzaam en worden ze meestal afgemaakt door iets of iemand voordat ze kunnen bewijzen dat ze immuun zijn, of voordat er onderzoek kan worden gedaan waarom ze immuun zijn. Niet veel mensen zijn bereid om iemand met een aantal happen uit hun ledematen te helpen, zie je. Zeker niet als die in je nek zitten."
"En in andere gebieden? Afrika, Europa? Weet je daar iets over?" Riley haalde haar schouders op.
"Ik heb geen idee. Als er hier zijn, dan zullen er daar vast ook wel zijn. Maar ik weet er niks over. Misschien weten de Firefly het sowieso wel niet. Ze hebben dit angstvallig verborgen gehouden voor iedereen in het land, waarom zouden andere landen het wel laten weten?"
"Misschien zijn ze bang dat er meer mensen gaan roepen dat ze immuun zijn omdat ze bang zijn dood te gaan. Ik heb op school heel veel verhalen gehoord over mensen in een groep waarvan er dan één gebeten was en dat niet vertelde."
"Was er ook iets waar van die verhalen? Want hoe komen ze er dan achter dat er een Geïnfecteerde onder hen zit en hoe overleven ze het?"
"Geen idee of het waar was, je weet hoe het gaat. Maar als er na een dag of twee opeens iemand zijn tanden in je nek probeert te zetten, weet je het vanzelf. Mensen worden toch eerst agressief en gemeen en zo? Daar kan je het ook aan merken. Plus je hebt al die scans nog als je langs de soldaten de stad in moet."
"Ja, daar heb je wel iets. En misschien dat als er maar één gebeten was, de rest hem uiteindelijk gewoon heeft afgemaakt. Zeg," Riley had opeens een compleet andere toon in d'r stem en ze pakte de gewonde arm van Ellie vast en keek daar eens goed naar, "Jouw arm bloedt al niet meer sinds je daar voor die ramen stond, maar de mijne nog wel. Hoe kan dat?"
"Je beweegt je hand gewoon te veel." Ellie trok haar arm los. Het was dan wel opgehouden met bloeden, het was nog altijd flink pijnlijk. Ze vroeg zich af hoe diep ze gebeten was, en of het misschien meer schade had gedaan dan er op het eerste oog te zien was.
"Hoe gaat het met je hand?" Vroeg Ellie aan Riley, terwijl ze onder een luchtschacht doorkroop en daarna over een stel houten kratten klauterde. Ze waren onderhand in de buurt en Ellie kon de muziek van haar walkman in deze gang al horen.
"Het gaat. Misschien beweeg ik hem inderdaad te veel. Die eikel beet bijna m'n vinger eraf en ik denk dat we dan verder van huis waren geweest."

Riley was achter Ellie over de kratten geklauterd en de meisjes vervolgden hun weg weer naar hun tassen.
"Denk je eigenlijk dat het wel een goed idee is om terug te gaan?" Het was de stem van Riley die deze woorden de ruimte doorgooide en het was Ellie die verbaasd opzij keek.
"Je wilde toch zelf?" Riley leek plots erg ongemakkelijk en keek schichtig om zich heen. Ze kon haar handen niet stil houden en het ene moment frummelde ze aan haar haren, het andere moment plukte het meisje nerveus aan haar donkere haar. "Ik weet het niet." Haar stem klonk zachter en banger dan Ellie het ooit had gehoord en haar eerste instinct was om de één of andere manier om langzaam weg te lopen van het meisje, die nog altijd als een malle haar handen probeerde stil te houden.
"Riley?" Het hoofd van Riley schoot plots omhoog en haar hele lichaam leek te schrap te zetten om ergens tegen te vechten - al had Ellie niet het idee dat het om haar ging, want ondanks dat Riley naar haar keek, keek ze ook dóór haar heen. Op het moment dat Ellie besloot dat ze haar vriendin moest helpen in plaats van bij haar weg te lopen, knipperde Riley twee keer met haar ogen en keek ze Ellie verbaasd aan.
"Wat is er? Durf je niet meer?"

Volslagen verbijsterd staarde Ellie naar het donkere meisje voor zich.
"Riley, je.." Zonder aarzelen liep Ellie op haar af en sloeg haar armen om het meisje heen. Ze begroef haar gezicht in Riley's nek en voelde de hitte van haar huid afkomen. Riley was in eerste instantie nog te verbaasd om te reageren, maar zodra ze tot zinnen kwam, omhelsde ze Ellie en ging ze met haar vingers door Ellie's lange haar. Ellie tilde haar hoofd een stukje op zodat ze met een bezorgde blik in de donkerbruine ogen van Riley kon kijken. Deze keek net zo bezorgd, en een stuk angstiger.
"Wat deed ik?" Ellie voelde de oppervlakkige ademhaling van haar vriendin, wist dat ze misschien niets had moeten zeggen maar het was nu te laat en ze kon niet meer liegen.
"Ik weet het niet precies," Ellie schudde haar hoofd, hoopte dat haar hoofd zo helderder zou worden want denken lukte niet. Was dat het virus? Hadden de sporen haar hersenen al zo snel bereikt? "Je werd helemaal nerveus en verstrakte alsof je wilde gaan vechten en het was alsof ik er niet was, je keek zo door me heen." Ze was steeds sneller gaan praten en haalde nu schichtig adem en ze voelde de opkomende tranen prikken achter haar ogen, die ze verwoed probeerde weg te knipperen aangezien onderdrukken al te laat was.

Riley deed een stap achteruit en nam het gezicht van Ellie in haar handen. Ellie keek nerveus omlaag, zichzelf schamend om de tranen die zich door het vuil op haar gezicht een weg baanden richting de grond. Ze kon zich echter niet inhouden. Ze wilde zich niet inhouden. Ondanks dat ze net een hoop frustratie weg had geslagen, waren er nog weken, maanden, jaren zelfs waarin ze haar frustraties had lopen opkroppen. Ze had haar beste vriendin al lang niet gezien, had gedacht dat ze dood was, en nu waren ze eindelijk samen en ze gingen naar een plek die nog erger was dan de dood! En naar het schijnt zou Riley ook nog eens eerder gaan dan zij ging, want blijkbaar nam het virus nu al haar brein over terwijl Ellie nog steeds niks voelde. En de hand van Riley bloedde nog steeds, terwijl het toch al een paar uur geleden was sinds ze waren gebeten.

Het kostte Ellie al haar zelfbeheersing om zichzelf bij elkaar te schrapen en op te houden met het stilletjes huilen. Ze kon er niks aan veranderen en dit was blijkbaar haar lot. Dat zoog, en niet zo'n beetje ook. Het enige wat ze kon doen was genieten van de laatste paar momenten met Riley, en vechten zoals de Firefly had gezegd.
"Ik heb je eindelijk terug," Ellie's stem trilde terwijl ze deze woorden sprak. Ze keek omhoog in het gezicht van Riley, die nog altijd haar hoofd vasthield in haar handen. Ellie zag dat er ook tranen over haar wangen waren gerold en het was toch wel een opluchting dat Ellie niet de enige was geweest die moeite had gehad met dit alles.

"Ik heb je eindelijk terug, en we gaan elkaar kwijtraken." Ellie's hand raakte Riley's wang en ze veegde de tranen van haar gezicht. "We gaan vechten, dat sowieso, en samen ons verstand kwijtraken, maar ik had liever gehad dat we gewoon.. Je weet wel.."

Er waren enkele minuten van stilte waarin de twee meiden naar elkaar keken. Ellie hoopte dat Riley met een antwoord zou komen, of dat zijzelf de oplossing zou vinden, dat zij misschien zelfs de oplossing was. Dat was natuurlijk valse hoop, iets waar Ellie zich maar al te bewust van was, maar hoop was belangrijk in een wereld die eigenlijk al geëindigd had moeten zijn - die voor haar op het punt stond om te eindigen. Ze keek naar de donkere krullen van het meisje, haar net zo donkere ogen, haar bruine huid die Ellie nog bleker deed lijken dan ze was. Ellie's ogen dwaalden af naar de wonden op Riley's gezicht, haar hals, haar armen. En toen richtte ze zich op Riley's lippen, waarna ze zich naar voren boog en haar lippen die van Riley liet raken, die haar zonder aarzelen dichterbij trok, haar ene hand in Ellie's nek, de ander stevig om het meisje heen geslagen.

Het duurden uren, zo voelde het, voordat ze elkaar weer loslieten en elkaar ietwat verlegen aankeken. Het was raar, zo vond Ellie, maar het was oké want het moest zo gaan. Het was niet bestemd om meer te zijn. Het was Ellie - tot haar grote ergernis - niet gegund om meer meisjes te kussen zoals ze andere mensen daarover had horen opscheppen. Maar het was goed. Van alle mensen met wie ze in deze situatie had moeten zitten, hoe pijnlijk ook, was Riley haar eerste keus - ook al vond Ellie dat ontzettend egoïstisch om te denken. En toen Riley haar vroeg om mee te gaan naar de rugtassen, want: "Ik heb nog wel iets voor je zodat je me nooit echt kwijtraakt." Liet Ellie zich gewillig meeslepen door het meisje, en vervolgden ze hun weg naar de plek waar de muziek vandaan kwam.


Nano part 8 - 3.550 woorden
Terug naar boven Ga naar beneden
http://imetaltheworld.tumblr.com
Dean Webster
District 8
Dean Webster

PROFIELAantal berichten : 239
Registratiedatum : 05-08-13
KARAKTER
Karakter Informatie
Geslacht: Man
Beroep: Multifunctioneel
Leeftijd: 14

Dion's Nano Empty
Onderwerp: Re: Dion's Nano | wo nov 19, 2014 2:18 am

Warning: Last of Us: Left Behind spoilers. Vervolg op die hierboven, change of perspective.

"Riley?" Ik hoorde een stem van veraf een roepen. Het was licht en wazig en mijn hoofd leek rond te tollen van de pijn van zojuist, die weg begon te ebben. "Riley!" Verwoed probeerde ik te knipperen. Mijn zicht verbeterde niet maar mijn hoofd werd rustiger en stopte met rondtollen en ik wist nu weer dat Riley míjn naam was. Ik heette Riley en ik werd geroepen door de heldere stem van een meisje. Hoewel haar stem nog altijd ver weg klonk, leek het met elke seconde iets dichterbij te komen. Ze herhaalde mijn naam echter niet. De twee woorden die ze had gesproken echoden in mijn hoofd, bleven daar rondspoken en draaiden mee in mijn kolkende gedachten. Hoe kon ik ervoor zorgen dat ik weer wist wat ik deed.

Weer knipperde ik met mijn ogen en daar was ze, slechts enkele meters bij mij vandaan. Ellie. Ik schudde mijn hoofd heen en weer om uit de mist te ontsnappen die als een sluier om mijn gedachten was gewikkeld en ja, langzaamaan begon de mist weg te trekken. Ik kon me echter niks herinneren van wat er was gebeurd en hoe die mist er was gekomen. Ik wist ook niet of hij deze keer wel helemaal op zou klaren, want hij voelde dikker en drukkender dan de vorige keer.
"Alweer?" Vroeg ik aan het meisje dat zojuist achter de tafel vandaag was gekomen, waar ze zich klaarblijkelijk achter had verscholen terwijl ik aan het worstelen was geweest met de infectie die mijn brein genadeloos aanviel.

Ik zag haar hoofd langzaam op en neer gaan, ter bevestiging dat ik alweer weg was. Dat vermoedde had ik natuurlijk al, want de duizeligheid en de verblinding waren al meerdere keren langsgekomen om me voor te bereiden op het einde. Ik keek in Ellie's ogen en zag daar de angst die ze niet uit haar ogen kon houden als ik verdween en de andere ik tevoorschijn kwam. Ellie was sterk, maar nog altijd menselijk. Ik had niet van haar gehouden als ze niet met haar emoties omging zoals ze dat deed. Ik zag echter ook dat ze zich schuldig voelde. Eerst dacht ik dat ik dat verbeeldde, maar telkens wendde ze haar blik af als ik haar probeerde aan te kijken na een aanval. Dit was de eerste keer dat ze mijn blik vast kon houden, maar haar blik was pijnlijk om aan te zien. We wisten het allebei al en het was nu slechts een kwestie van wachten wie de eerste zou zijn om de echte aanval in te zetten: een aanval die uit verdediging kon zijn, of een aanval door het verlies van de controle. Het was geen fijn iets om op te wachten.

"Niet zo schuldig kijken." De woorden die uit mijn mond kwamen, kwamen als vanzelf. Het was hetgeen wat ik al de hele tijd had gezegd, steeds vaker en vaker. Het was niet haar schuld. Ze kon er niks aan doen. Als ze was wat we dachten dat ze was - hoopten dat ze was - dan was ze gezegend en kon ze van groot belang zijn voor de Fireflies, en voor iedereen die nog in leven was. Maar het moest echt zo zijn. Misschien was ik gewoon extra vatbaar.
"Riley, ik-" "Nee." Ik kapte haar af midden in haar zin, wetend dat ze zich nog twintig keer zou gaan verontschuldigen. "Je kan er niks aan doen. Je weet wat we hebben afgesproken." Ze keek me aan en wendde haar ogen gelijk weer af. Ik kon haar geen ongelijk geven. Niet alleen zou ik binnen hooguit een dag zijn veranderd in een hersenloos monster wat als enige doel had, om iedereen die niet Geïnfecteerd was, te veranderen in een Geïnfecteerde, of te vermoorden, ik zag er ook nog eens uitermate onappetijtelijk uit onderhand.

Voorzichtig bewoog ik mijn benen één voor één in de richting van Ellie, die daardoor op haar plaats leek vast te vriezen. Ze liep enkele stappen achteruit, nog steeds met die angstige blik in haar ogen. Ik hield mijn nog altijd rondtollende hoofd een beetje schuin en keek haar vragend aan.
"Wat? Ik doe je niks." Ik zette een stap naar voren, zelfverzekerder dan daarnet, soepeler dan mijn laatste stap, wat Ellie een stap achteruit liet zetten waardoor ze nu weer met haar rug tegen de tafel stond waar ze even geleden achter vandaan was gekomen. Ze had haar handen vooruit gestoken zonder dat ik dat doorhad, om me op afstand te houden, ging ik vanuit, maar waarom? Dat ze dat gisteren had gedaan toen ik haar voor het eerst sinds al die weken weer zag, tot daaraan toe. We zaten nu echter in hetzelfde schuitje.
"Wat?!" Ik herhaalde mezelf, deze keer harder en duidelijker, geïrriteerd omdat ze niks zei. Weer deed ze een stap naar achter en Ellie was blijkbaar vergeten dat er een tafel stond en ze niet verder kon, want ze liep er tegenaan en raakte uit balans. Ik wilde naar haar toe om haar tegen te houden, maar een ijzingwekkende "NEE!" hield me op mijn plek. Ik zag het meisje met moeite haar balans terugvinden en weer op twee benen staan en ik was blij dat ze niets had, maar mijn lichaam werd plotseling overmand door woede die ik niet had voelen aankomen. Waarom had ze niet gewild dat ik haar aanraakte? Waarom had ze telkens een stap naar achter gezet tot op het punt dat ze viel? Goed, het aanraken snapte ik nog wel, maar moest dat zo?

"Wat is er nou?" Snauwde ik het meisje toe, en ik kromde mijn rug en zette mijn linkerbeen een stukje naar achter, zodat ik me af kon zetten om haar aan te vliegen. Mijn armen hieven zichzelf tot schouderhoogte op en mijn vingers krulden zich tot klauwen. Mijn ogen sperden zichzelf wijd open en het enige wat me ervan weerhield om haar direct aan te vliegen, was haar zachte stem.
"Riley?"

Ik had haar aangekeken met een afschuwelijk moordlustige blik en pas nu zag ik dat haar linkerhand het pistool vasthad en de trekker al had overgehaald. Bij het aanzicht van het wapen, zette ik een stap naar achter, en nog één, en nog één, net zolang totdat ik zelf met mijn rug tegen een muur stond. Ellie was deels met me meegelopen, had me naar achter geduwd, maar ze was verstandig genoeg geweest om nog ruim afstand te houden. Ik had echter nog steeds niet door wat ik aan het doen was. Ik was nog altijd vervuld van woede en haat en ik wist niet waarom, maar ik gaf er eerlijk gezegd ook niet om. Dit was wie ik was en wie ik hoorde te zijn. Er was geen enkele reden om Ellie geen pijn te doen. Ze verdiende het.
"Riley, dit is niet wie jij bent." Weer die zachte toon van haar stem, warm en koel tegelijk, die me deed terugdenken aan de eerste windvlaag die ik ooit voelde toen ik voet buiten de muren van Boston zette. Ik herinnerde me de frisse lucht, iets wat in de zone zeldzaam was, en alsnog was dit frisser dan ik ooit had geroken. Ik zag een vlucht vogels in de verte door de lucht zweven, over alle steden en muren en kapotte gebouwen die ons als ratten in de val hadden. Ik zag het gras voor me, waar ik met mijn handen door had gewoeld om te voelen of het wel echt was. Eén van de andere leden van de Firefly had een opmerking gemaakt over mijn huidskleur en het contrast wat het had met het groene gras, en ik had teruggesnauwd dat bruin een betere combinatie was met de kleur van bloed. Hij had me een rare blik gegeven, maar sindsdien liet hij me met rust.

"Denk na. Dit ben je niet. Je bent een mens, geen beest. Riley, denk na!" Ik hoorde de paniekerige klank in haar stem die zo zelden de overhand nam, maar nu duidelijker aanwezig was dan ooit tevoren. Ze was altijd zo stoer en dapper geweest, zelfs toen ik haar verliet was ze doorgegaan zoals alleen zij dat kon. En het was nog geen dag geleden sinds dat ik haar mee had genomen naar dit vervloekte winkelcentrum waar ons lot was vastgesteld, of in ieder geval zeer zeker dat van mij. Het was een wonder dat we niet dood waren, maar het zou voor mij lang niet meer duren, en misschien voor Ellie ook niet.
Die gedachte schudde me op de één of andere manier wakker en ik stortte in elkaar op de grond. Mijn armen die zojuist nog op schouderhoogte in aanvalspositie waren vastgepind, waar ik geen enkele controle over had gehad en wat ik niet eens door had gehad dat ik dat deed, vielen slap langs mijn lichaam. Mijn benen voelden alsof ze van spaghetti waren, terwijl ze net nog ijzersterk aan hadden gevoeld, gebogen, klaar om mezelf te lanceren en Ellie van het leven te beroven. Maar nu zat ik hier, levenloos maar weldegelijk levend op een afschuwelijke manier, op de grond, beroofd van mijn krachten en van mijn woede en de mist in mijn hoofd, en Ellie torende boven mij uit.

Van alles wat we hadden meegemaakt, van alles wat ik ooit in mijn leven had gevoeld, was dit het meest pijnlijke wat ik ooit had gevoeld. Haar prachtige, lichte ogen keken me aan met medelijden, vol zorgen, maar met de kwade blik die alleen Ellie kon geven. Ze was teleurgesteld en ik kon het haar niet kwalijk nemen. Het rottige was dat ik hier absoluut niets aan kon doen, hoe graag ik het ook wilde. Ik had niet doorgehad wat er gebeurde en het was dankzij Ellie zelf dat ze nu nog ademhaalde, al kon dat maar voor even zijn.
"Bind me vast," gebood ik haar. De smekende ondertoon in mijn stem was onmiskenbaar en toen ik haar weg zag lopen naar de rugzakken en met een tas terug zag komen lopen, riep ik haar toe: "Ik ga mezelf verplaatsen naar die arcademachine. Houd je pistool gereed."
Ik keek haar niet aan toen ik overeind kwam, uit schaamte. Het opstaan kostte moeite door de klap die ik net had gemaakt na de extreme spierinspanningen van enkele minuten geleden. Het was een gigantische opdonder geweest voor mijn lichaam en ik had nog nooit in mijn hele leven zo veel pijn gevoeld. Ik had echter geen keus dan de pijn te negeren en langzaam en met elke stap zacht kreunend bewoog ik me naar de arcademachine waar we twintig uur geleden nog hadden gestaan, voordat de Geïnfecteerden ons leven hadden verknald. Het was niet de bedoeling geweest om zo dramatisch bij uitgerekend dit exemplaar van alle arcademachines in deze arcadehal te gaan zitten, maar ik deed het wel. Ik had ook niet verder gekund en zodra ik weer neerzakte op de grond, met mijn rug tegen de arcademachine, begon Ellie met het zorgvuldig vastbinden van mijn gevaarlijkste ledermaten. We hadden dit uitgebreid besproken na mijn eerste aanval en dat was maar goed ook, want er kwam niks nuttigs meer uit mijn mond. Het enige wat ik kon zeggen was dat het me speet, maar ook daar stopte ik mee toen ik een geïrriteerde Ellie voor mijn gezicht had hangen. Ze haalde haar hoofd snel weer weg, maar dat was niet nodig geweest. Ik was weer normaal, voor zover iemand met dodelijke sporen in hun lichaam normaal kon zijn. Er waren echter meer mensen geweest die het wèl hadden gehad, dan gezonde mensen, dus wat dat betreft was ik inderdaad normaal. Of dat iets was om trots op te zijn?

De dikke touwen zaten vijf keer om mijn bovenlichaam en mijn armen zaten in zodanig onnatuurlijke posities vastgebonden dat ik ze niet los kon krijgen, zelfs al zou ik me met man en macht verzetten. Mijn benen zaten aan elkaar gebonden, maar minder stevig dan mijn bovenlichaam. De touwen gingen in hun geheel om de machine heen, wat ervoor zorgde dat ik niet weg zou kunnen tenzij ik opeens bovennatuurlijke krachten zou krijgen. Mijn benen zouden lang niet sterk genoeg zijn om dat hele ding te moeten dragen. Zelfs al zou ik als Runner of Stalker - en ik verwachtte niet dat ik dat zou moeten of überhaupt stadium zou halen, maar een Runner was ik al bijna - een bestaan moeten gaan lijden, ik was alsnog maar zestien. Daarbij zou er niemand zijn die me los kwam maken. Daar zou Ellie wel voor zorgen. Ik was er het ergste aan toe van ons twee en dat had alle verantwoordelijkheden bij haar gelegd.

Ellie kwam tegenover me zitten, op ongeveer twee meter afstand. Ik was onberekenbaar, zo was gebleken, dus het was logisch dat ze afstand hield. Ze had de tassen echter meegenomen en was nu mijn spullen in haar tas aan het stoppen. Ik zou ze niet meer nodig hebben, dat was duidelijk. Ik hoopte dat Ellie er nog wat aan zou hebben.
"Je zei gisteravond dat je wat voor me had, maar je hebt het me nog steeds niet laten zien." Haar stem klonk weer als de normale Ellie en haar ogen stonden ook niet meer zo verdrietig, teleurgesteld of angstig als eerst. Ze voelde zich zo te zien een stuk beter op haar gemak nu ik relatief onschadelijk was. Dat stelde mij ook meer op mijn gemak. Er was niks erger dan zien hoe Ellie zich in deze onmenselijke situatie voelde.
"Dat klopt." Ik probeerde te glimlachen, maar de sporen die waren uitgezaaid vanaf mijn hand hadden inmiddels al bepaalde delen van mijn lichaam geclaimd en de zijkant van mijn gezicht was er daar één van. Schijnbaar trok ik een afgrijselijke grimas maar kwam het alsnog over, want Ellie draaide met haar ogen.
"Je ziet er niet echt charmant uit met zo'n scheve mond." Ik probeerde een grijns te onderdrukken, iets wat ik vijf minuten geleden niet voor mogelijk had gehouden gezien de situatie, maar het lukte me niet en blijkbaar was ik nu nog lelijker dan zojuist. Ik hoorde Ellie zacht grinniken, maar haar blik werd al snel ernstig.
"Het ligt helemaal onderaan. Het is niet echt geweldig. Als ik dit had geweten, had ik wel een grote teddybeer meegenomen." Ik probeerde mijn schouders op te halen maar dat kon niet door de touwen. "Bind je vaker mensen vast, Ellie?"
"Hele dagen, ik doe niks anders." Antwoordde ze, terwijl ze met haar hand in mijn tas aan het graaien was om te pakken wat ze had gemist. Toen haar hand zich opeens stil had gehouden en ze haar ogen opensperde, besefte ik pas wat ik haar wilde geven en hoe dubbel dat voor haar zou zijn.
"Hey, Ellie, het sp-" Begon ik, maar Ellie kapte me af.
"Nee, dat hoeft niet." Ik hoorde dat haar stem een beetje trilde, al kon ik niet precies van haar aflezen waarom. Ze haalde haar hand uit mijn tas, die nu leeg was, en in haar hand had ze mijn Fireflypendant met mijn naam en nummer erin gegraveerd.
"Ik weet dat je hem niet kunt dragen," ik slikte. Het was levensgevaarlijk om met de Firefly geassocieerd te worden, zeker nu de militairen al tientallen van ons in koele bloede hadden afgeslacht, "maar dan heb je tenminste iets van me bij je. Voor later." Ellie trok haar mond open en begon te protesteren over dat er geen later zou zijn, maar weer onderbrak Riley haar. "We weten allebei wat dit is, Ellie. Kijk naar jezelf. Kijk naar je wond. Kijk naar mij. We zijn tegelijkertijd gebeten en er zijn geen Geïnfecteerden die andere mensen beter kunnen infecteren dan anderen. Je lichaam verzet zich, Ellie, en die van mij heeft zich overgegeven. Neem dat vervloekte ding en denk aan me." Mijn ogen zakten spontaan weg en ik verdween weer in de mist.

Nano part 14 - 2.635
Terug naar boven Ga naar beneden
http://imetaltheworld.tumblr.com/
Gesponsorde inhoud



PROFIEL
KARAKTER

Dion's Nano Empty
Onderwerp: Re: Dion's Nano |

Terug naar boven Ga naar beneden
 

Dion's Nano

Vorige onderwerp Volgende onderwerp Terug naar boven 
Pagina 1 van 1

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
De Hongerspelen :: Algemeen :: OOC :: Creatief-