Het was vroeg, veel te vroeg. Caleb rolde chagrijnig zijn bed uit en belandde met een zachte plof op de grond. Wáárom ging hij ook alweer zo vroeg hout kappen? Ja, om alle andere mensen voor te zijn en zodat hij niet op zijn sodemieter zou krijgen als hij te dicht bij de bosrand zou gaan kappen. Daar stonden de beste bomen, maar de meeste mensen met hun huisje dichtbij de bosrand waren er niet zo happig op als je de bomen daar ging kappen. Dat kon Caleb echter niks schelen. Ze hadden goed, mooi en sterk hout nodig en dat was momenteel daar te vinden. Er waren vast wel andere plekken waar er net zulk geweldig hout was, maar daar zou hij later die dag heengaan. Hij moest ook nog stookhout zien te vinden. Nu was hij laatst erg diep het bos in geweest en had daar bijlen in bomen gegooid die niet geschikt waren om meubels van te maken, maar wel uiterst geschikt waren om in een groot vuur te gooien. Caeb had, met andere woorden, genoeg te doen vandaag. Jammer voor iedereen om hem heen was hij absoluut geen ochtendmens en iedereen die hij de komende twee uur tegen zou komen, zou dat merken.
Caleb trok een roodgeruite houthakkersblouse en zijn meest afgeragde werkbroek aan die hij kon vinden en deed zijn riem gevuld met bijlen om. Hij had niet eens zín om te doen alsof hij iets gaf om zijn uiterlijk en met zo'n drukke dag als deze, was de kans dat hij iemand als Lynn tegenkwam nogal klein. Caleb at snel twee boterhammen, zichzelf eraan proberen te herinneren dat het een luxe was dat hij kon ontbijten met brood. Het was al een luxe dat hij kon ontbijten, eigenlijk. Zachtjes ging hij naar buiten en trok hij de deur achter zich dicht. Het was nog stil in het district. Het werd pas net licht. Weinig idioten zouden zich op dit tijdstip al buiten bevinden. De vroege vogels zouden pas over een uur, twee uur wakker worden en de komende tijd zouden er nog geen houthakkers beginnen en de meubelfabrieken nog niet opengaan voor de mensen met een dagdienst. De nachtdienst zou echter pas vertrekken als ze werden afgelost. De rust was heerlijk. Caleb snoof de frisse lucht van de naaldbomen om hem heen op. Hij had zo'n geluk. Niet alleen had hij te eten, hij woonde vlakbij het bos, hij kon naar school en kon er zelf voor kiezen of en wanneer hij zou gaan werken, hij had het tofste meisje ooit ontmoet en had de meest liefdevolle familie ooit. Die gedachten maakten dat zijn ochtendhumeur ietsjes minder werd.
Caleb besloot het bos in te gaan. Eerst een kleine wandeling, dan pas aan het werk. Er was toch nog niemand en de bomen die hij wilden kappen stonden niet zó dicht bij de rand dat mensen er wakker van zouden worden. Hij zou alleen fikse ruzie krijgen als iemand hem zag. Snel liet hij de bewoonde wereld achter zich en liep hij op een pad wat diep het bos in zou gaan. Het was er nog stiller dan in het stadsgedeelte en Caleb vond het geweldig. Hij hoorde de bladeren ritselen en de vogels ontwaken. Het leek alsof hij de enige persoon in de wereld was, omringd door de natuur. Niks was minder waar..
Plotseling zag hij iemand voor hem op het pad verschijnen, die zijn richting opkwam. Het was een jongen die het duidelijk minder goed had gehad dan hij. Caleb keek de jongen wantrouwig aan. Dat hij hier was, was nog enigzins goed te praten, aangezien hij een stel bijlen op zak had en het dus logisch was dat hij bomen ging kappen. De jongen daarentegen, had niks duidelijks in zijn handen waarmee hij zijn aanwezigheid hier kon verklaren. De jongen mompelde iets over opbergdoosjes en Caleb ging er vanuit dat de jongen een verkoper was.
'Nee, dankje.' Zei hij bot. Hij maakte aanstalte om langs de jongen te lopen. Hij had het absoluut niet op verkopers, zeker niet op zulke plekken. Het maakte niet uit in welke leeftijdscategorie ze zaten. Verkopers konden heel aandringerig zijn en dat was niet altijd goed.
'Ik heb ook nog diverse wapens' Zei de jonegn tegen hem. Caleb staakte zijn poging om langs hem te lopen en deed in plaats daarvan een stap achteruit.
'Wapens? Ben je helemaal gek geworden? Die zijn verboden man, dat weet je toch? Wil je opgepakt worden of zo?' Shit, shit, shit. Hij moest hier weg en zo snel mogelijk. Dat je bijlen op zak had, was al tot daaraantoe, maar die gast haalde een zwaard tevoorschijn en Caleb wist niet of hij opkon tegen een zwaard. Dat dat gastje een zwaard had, betekende natuurlijk niet dat hij hem kon hanteren, maar hij wist wel dat als er nu een Vredebewaker langs zou komen lopen, ze allebei in grote problemen zaten. Caleb deed niet aan illegale handel en had geen wapens nodig. Toch had hij wel iets van respect voor het jochie. Hij was van ongeveer dezelfde leeftijd, maar had absoluut niet dezelfde bouw en had toch het lef om op dit tijdstip dingen proberen te verkopen, met onaardige Vredebewakers die op de loer lagen. En Caleb had nog nooit een zwaard gezien. Hij was min of meer geboren met een bijl in zijn hand en had ook niet de behoefte gehad dat te veranderen. Het was ook niet echt makkelijk om aan zwaarden te komen. Het district werd streng in de gaten gehouden door het Capitool en tsja, die waren niet dol op districten die gewapend waren. Het was echt al een wonder dat ze hun bijlen mee mochten nemen naar huis.
'Zou ik dat zwaard eens mogen zien?'