Rook staarde naar buiten zonder iets te zien. Ze probeerde nu al plannen te maken, maar wat voor plannen kon ze maken terwijl ze geen idee had wat haar te wachten stond? Ze wist niet wie haar tegenstanders waren, ze wist niet in wat voor Arena ze terecht zouden komen. Het enige wat ze nu al kon bedenken was dat ze zich geliefd moest zien te maken bij het publiek, om maar zo veel mogelijk sponsoringen te krijgen. En aangezien ze niet het idee had dat zij de meest kleurrijke en interessante figuur was, was dat iets waar ze verandering in zou moeten brengen.
Haar blik schoof naar de deur toen die openging en haar vader en broertje binnengelaten werden, die er allebei nogal gespannen uitzagen. Jay had duidelijk gehuild. Zijn ogen waren roodomrand, en hij was duidelijk heel hard aan het werken om een nieuwe vloedgolf aan tranen tegen te houden. Hun vader deed met zijn boer-met-kiespijn-glimlach zijn best nog een beetje opgewektheid de ruimte in te brengen, maar faalde jammerlijk. Ze bleven bij de deur staan en ook Rook verzette geen stap, alsof ze allemaal niet goed wisten hoe ze nu verder moesten.
"Geen Raven?" Er klonk teleurstelling door in haar stem, en iets van boosheid. Ze wist hoe Raven niet mee wilde werken aan wat dan ook wat met het Capitool en de Spelen te maken had, maar dat ze zelfs te koppig was om afscheid te komen nemen van haar eigen zusje... En dat terwijl dit haar schuld was. Als Raven ooit haar verantwoordelijkheid had genomen en zelf misschien ook een keertje een voedselbon had aangenomen voor hun gezin, dan had Rooks naam niet zo vaak in die pot gezeten. Dan was ze nu misschien gewoon thuis geweest. Maar nee. Raven was tégen het idee van voedselbonnen, dus deed ze daar maar niet aan mee. Haar principes waren blijkbaar belangrijker dan haar gezin. En nu was ze te laf om het onder ogen te zien. Om háár onder ogen te zien.
"Ze is gaan werken. Ze... ze dacht dat je liever zou willen dat ze zich nuttig maakte", zei Harper moeizaam. Jay keek naar de grond. Rook wist niet wat te zeggen. Ze wist niet of Raven zich toch schuldig voelde, of dat ze gewoon niet in staat was om afscheid te nemen, maar dit getuigde toch wel van wat verantwoordelijkheidsgevoel. Niet uit een of ander nutteloos protest thuis gaan zitten, maar werken, geld verdienen, voor eten zorgen. Rook knikte. "Dat is goed", zei ze. "Ja, dat is goed." Haar vader aarzelde even, glimlachte en liep nu eindelijk op haar af met zijn armen gespreid. Hij omhelsde haar stevig en keek haar daarna aan met zijn handen op haar schouders. "Je kunt dit, Rook", zei hij. "Ik hou van je, ik heb vertrouwen in je." Rook glimlachte dankbaar. Harper zette een stap opzij om Jay bij haar te laten en ook van hem kreeg Rook een dikke knuffel, waarbij ze haar botten bijna hoorde kraken. Hij keek haar aan. Ik wil niet dat je weggaat, zag ze hem denken, maar hij zei het niet en daar was ze blij mee. "Jullie redden het wel tot ik terugkom", zei Rook vastberaden. Jay lachte een waterig glimlachje. "Ik hou van je, Rook", zei hij met trillende stem. "Ik ook van jou", antwoordde Rook.
Harper keek naar zijn twee kinderen en de gemaakte glimlach op zijn gezicht vervaagde. Hij was blij dat Rook zijn leugen over Raven zo makkelijk had geloofd. Hij wilde niet dat ze wegging met slechte gedachten over haar zus. In werkelijkheid wist hij niet wanneer Raven weer naar huis of naar haar werk zou kunnen. Hij kon alleen maar hopen dat ze haar snel zouden laten gaan. Ze had al een geschiedenis van onrust stoken, wat de voornaamste reden was dat ze nu nog vastzat. Maar ook de vredebewakers zouden toch wel begrijpen dat het een heel emotioneel moment was, waarop ze gewoon niet helemaal zichzelf was geweest, toch?
Harpers glimlach was weer teruggekeerd tegen de tijd dat Rook en Jay afscheid genomen hadden en het moment was gekomen dat de twee weer moesten gaan. Rook keek ze zwijgend na. Bij de deur draaiden haar broertje en haar vader zich nog even om. "Rook, wat er ook gebeurt, we houden van je", zei Harper indringend. Jay keek alleen naar haar, alsof hij probeerde een beeld van haar op zijn netvlies te branden voor het geval dit zijn laatste kans was om haar in het echt te zien. De komende tijd zou hij haar alleen op een tv-scherm kunnen bekijken.
Daarna waren ze weg. Rooks blik bleef gericht op de deur waardoor ze zonet vertrokken waren, zonder een vinger te bewegen. Ze wist niet hoe lang ze zo had gestaan, maar toen werd de deur weer opengedaan en kwamen Anna en Benjamin binnen. Haar vrienden waren ook gekomen om afscheid te nemen. Anna rende onmiddellijk naar haar toe en wierp haar bijna omver door haar om de hals te vliegen. "Oh, Rook!" riep ze uit. "Wat vreselijk, wat vreselijk!" Rook was even wat te geschokt geweest om te reageren, maar nu sloeg ze haar armen om het meisje heen. Anna's schouders schokten en Rooks blouse werd nat van Anna's tranen. Het leek haast alsof zij degene was die moest vertrekken in plaats van Rook. Anna's greep verstevigde zich. "Ik laat je niet los, Rook, ik laat je niet los", zei ze snikkend, alsof ze door haar zo stevig vast te houden daadwerkelijk wilde voorkomen dat Rook van haar weggenomen zou worden. "Hé, hé, rustig aan", zei Rook kalm, terwijl ze haar emotionele vriendin op haar rug klopte. "Er is geen reden tot paniek. Ik kom toch immers terug?" Ze wurmde zich los en hield Anna op een armlengte afstand, terwijl ze haar indringend aanstaarde. "Ik kom terug, Anna. Kijk me aan. Ik lieg niet, ik beloof het." De tranenstroom stopte niet, maar Anna leek zichzelf wat te herpakken.
Rook wendde zich tot Benjamin en omhelsde ook hem. Benjamin glimlachte naar haar, zijn vriendelijke, stille glimlach waar ze altijd zo van had gehouden, die haar zo vertrouwd was. Ze keken elkaar even aan, zwijgend. Anna voerde gesprekken met haar, praatte altijd, en vormde tijdens het werken vaak een prettige achtergrondruis van stromende woorden, interessante verhalen, leuke grappen, die de saaie werkuren altijd op wisten te fleuren. Maar met Ben kon ze zwijgen. Hun stiltes waren de beste stiltes. "Ik hou van je, Rook", zei hij uiteindelijk. Zijn stem was kalm, maar de woorden droegen een vreemde intensiteit. Alsof ze van levensbelang waren. Er viel een korte stilte, waarin het nog na leek te klinken, zoals in de stilte na een muziekstuk, voor het applaus kwam. "Ik ook van jou", zei Rook toen, de woorden de tijd gevend, hem nog altijd aankijkend. Ze wist niet precies welke betekenis van de zin Ben bedoelde, en ze wist ook niet precies welke ze zelf bedoelde. Maar er was geen tijd meer om dat te onderzoeken.
Nu waren ook Anna en Benjamin vertrokken, en Rook verwachtte geen andere bezoekers meer. Ze had zich weer naar het raam toegekeerd, maar staarde opnieuw in het niets, wachtend tot ze opgehaald werd om naar de trein te gaan. Om naar het Capitool te gaan. En daarna, naar de Arena.