“Kom je nog of wil je voor altijd op school blijven?” plaagde Capri terwijl ze haar broertje Cus een bemoedigend duwtje gaf. De jongen schonk haar zijn stralende lach en rende voor haar de school uit. Eigenlijk was hij oud genoeg voor een baantje, maar ze kon het niet over haar hart krijgen om hem iets te laten doen dat hij niet wou. Ook al betekende het dat ze zelf des te harder moest werken. Misschien werd het toch tijd om ten minste met hem te gaan kijken, misschien vond hij het wel wat. Maar tijd was juist hetgeen waar ze een gebrek aan had, naast geld en een ziel natuurlijk. “Au”, zuchtte Cus die blijkbaar niet had gekeken waar hij heen ging en als gevolg nu met zijn knieen op de stenen zat. Ze verborg snel haar glimlach en hielp hem overeind, “Niet zo slim, eh?”. Tegelijkertijd zagen ze het wondje op zijn knie. “Cus, vertel me alsjeblieft dat dit niet je mooie broek was.” De jongen beet op zijn lip “Whoops”. Capri zuchtte en schudde haar hoofd maar kon haar glimlach niet onderdrukken. “Het doet pijn” mompelde Custodio. Capri keek naar de klok van het schoolgebouw, ze hadden nog een uur tot Pa thuis zou komen. “Dan moeten we maar langs Kaiya.”
Binnenkomen was geen probleem, het slot was dusdanig simpel dat ze alleen haar zelfgemaakte loper er tegenaan hoefde te houden om de achterdeur open te krijgen. Ze was er inmiddels bekend dus sleurde ze Cus achter haar aan naar de behandelkamer. Zoals ze al verwacht had was haar zus daar druk bezig, gelukkig niet met een patiënt. “Capri! Je kan hier niet zomaar binnenlopen.” riep Kaiya verrast uit. “Blijkbaar wel” antwoordde ze droog terwijl ze Cus losliet en op het aanrecht ging zitten. Cus nam de kans om zijn oudste zus een knuffel te geven. Kaiya glimlachte om het gebaar en haalde een hand door zijn krullen, het duurde maar kort tot ze weer fronste. “Sorry jongens, maar ik moet werken.” Capri gaf een halve glimlach en sloeg haar armen over elkaar, “Cus is gewond, daar ben je toch voor?” Ze knikte naar de knie van de jongen. Kaiya keek er ook naar, schoot een ietwat verwijtende blik naar Capri en liep toen naar de deur om door het spionnetje de wachtruimte te bekijken. Ze zuchtte en tilde Cus op de behandeltafel, “Goed dan, omdat het rustig is.”
“Hoe is pa?” vroeg Kaiya terwijl ze het wondje schoon aan het maken was. Ze keek niet naar Capri maar het was duidelijk dat het antwoord van haar verwacht werd. Ze haalde haar schouders op, “Hij ademt nog”. De verpleegster schonk haar nu wel een snelle, bezorgde blik, voordat ze zuchtte, “Capri...” Maar het was duidelijk dat haar zusje er niet verder op in zou gaan. Dus ging ze zwijgend verder door wat jodium op een doekje te druppelen. “Dit gaat prikken, okay?” zei ze zorgzaam tegen de jongen. Cus knikte dapper. Niet veel later waren ze weer klaar om te gaan. Cus liep vooruit de kamer uit en voordat Capri kon volgen hield haar zus haar tegen. “Je ziet er uit alsof je elk moment om kan vallen.” Zoals gewoonlijk sloeg ze de spijker op de kop, ze kon zich de laatste keer dat ze fatsoenlijk had geslapen niet meer herinneren. Haar zus legde haar hand bemoedigend op haar schouder, maar Capri gaf geen reactie. “Pas goed op jezelf anders kun je weinig voor hen doen.” fluisterde ze. “Alsof ik iets kan doen.” mompelde Capri terug maar ze sloeg haar ogen kort naar beneden, drommels goed wetend dat haar zus gelijk had, zoals gewoonlijk. Kaiya glimlachte en knikte naar haar missende been. “Vond je het weer tijd voor een upgrade?” Capri volgde haar blik en keek naar de nieuwe onderdelen en het laagje verf dat ze er laatst aan had toegevoegd. Ze haalde haar schouders op, “Lark had het beter gekund.”
Niet veel later stonden ze weer buiten, Capri en Cus. De schemer had al ingezet en ze zouden moeten haasten om voor pa thuis te zijn. Ze pakte de hand van haar broertje, “kom, we gaan.”