De jongen vloekte in gedachten. Johnny had al het grootste deel van de ochtend naar het plafond van het huis gestaard proberend om de pijn van de brandwonden te vergeten. Hij had alle gebeurtenissen in de arena tientallen keren opnieuw beleefd. Het verlangen om iedereen in het Capitool de keel door te snijden bij de trekkingen, de spanning van de trainingen, de angst toen hij het water hoorde toen ze in de arena gedropt werden - Hij lachte toen hij zich bedacht dat hij juist door de spelen grotendeels over zijn angst heen gekomen was - de verwondering bij het voorstel van Tom, de blijdschap toen ze hun eerste sponsoring kregen, de frustratie bij de problemen bij het web, de opluchting toen ze een bondgenootschap met Lisbeth sloten en haar dus niet moesten vermoorden, de afschuw toen hij Annabelle vermoorde, het geluk toen ze de huizen doorzochten en daar bruikbare spullen vonden, de verbazing en vrees bij Toms woede-uitbarsting, de shock die door de dood van Tom en Lisbeth veroorzaakt was, de pijn van de brandwonden - de pijn die hij nog steeds voelde - en de woede en haat die er altijd geweest waren en die het Capitool veroorzaakt had.
Hij wist dat hij niet wou dat anderen beslisten wanneer hij zou sterven. Hij zou sterven wanneer hij dat wou en wanneer hij eraan toe was en nu was hij er aan toe. Hij had twee mensen gedood en een derde zien sterven. Er waren vast en zeker andere tributen die er meer gedood hadden, maar hij had zijn verplichte deel gedaan. Hij zou niets meer voor het Capitool doen. Nu was het zijn beurt om een beslissing te maken.
Johnny ging recht op het bed zitten om daarna even op adem te komen. De pijn was verschrikkelijk, maar zou hopelijk verminderen. Hij nam de tijd om uit het bed te komen en recht te staan. De weg naar de deur duurde naar zijn gevoel lang, veel te lang, en ging vergezeld met veel vallen en moeizaam opstaan. Bij de tas die tegen de deur stond viel hij op zijn knieën. Hij hapte naar adem zodra de pijn door hem heen schoot toen hij de vloer raakte.
Rustig zocht hij in de zak en daarbij sneed hij zijn hand aan één van de messen. Johnny hapte naar lucht en staarde een tijdje naar de diepe snee in zijn hand, de hand die niet verbrand was. Hij probeerde het mes vast te pakken, maar liet het vallen toen de pijn door hem heen schoot. Dit zou nooit lukken. Hij kon niet eens iets vastpakken. Hij ademde rap: door de tocht naar de zak en de pijn die deze veroorzaakt had. Verlangend keek hij naar de deur. Hij werd overmand door heimwee: naar huis, maar vooral naar buiten. Hij stond moeizaam op en kreeg na een aantal keer proberen de deur open. Het platform was niet langer helemaal bedekt met slangen, maar er waren nog steeds dieren die over het hout heen kronkelden.
Hij ging op zijn hurken zitten en staarde een tijdje naar het water aan de rand van het platform. Hij stond op en liep ernaartoe. Eenmaal een paar meter van de rand vandaan schopte hij een paar slangen weg en ging hij weer op zijn hurken zitten om daarna te gaan liggen. Even ontspande hij en sloot hij zijn ogen waarna hij naar de lucht keek. Deze was anders dan degene die hij gekend had, maar was toch vertrouwd. Hij spreidde zijn armen en benen en ontspande zover dat mogelijk was met de brandende pijn van de wonden. Hij zou sterven. Dat had hij al geweten, maar hij had een prachtig moment gekozen om te sterven. De pijn van de brandwonden overstemde die van de slangenbeten. Hoe vaak hij al gebeten was wist hij niet, maar op dat moment was dat niet meer belangrijk. Zijn donkere, bijna zwarte ogen waren nog steeds op de lucht gericht, maar begonnen zich na een tijd te sluiten. Het laatste wat hij bij bewustzijn deed was tegen zijn familie zeggen dat hij van ze hield. Het was amper te horen, maar als je naar zijn lippen keek kon je het hem zien zeggen. Weldra zou hij zijn vader terugzien en hij wist nu al dat deze trots op hem zou zijn.
- Hij gaat dood.